ECLI:NL:GHAMS:2018:1193
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding ex artikel 89 en 591a Sv in verband met voorlopige hechtenis en rechtsbijstandskosten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoeker, geboren op [geboortedag] 1975, die een schadevergoeding vroeg op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 591a Sv. Verzoeker had schade geleden als gevolg van zijn inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in een strafzaak met parketnummer 23-004213-16. Het verzoekschrift was op 16 juni 2017 ingediend en de advocaat-generaal had op 26 juli 2017 het standpunt ingenomen dat het verzoek op de voet van artikel 89 Sv moest worden afgewezen, maar dat het verzoek op basis van artikel 591a Sv voor een deel kon worden toegewezen.
Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker op 16 december 2013 was aangehouden op verdenking van poging tot diefstal. Tijdens de behandeling van de zaak heeft verzoeker geen verklaring afgelegd, maar later verklaarde hij dat hij naar binnen wilde klimmen om wietplanten te stelen. Het hof oordeelde dat verzoeker zelf verantwoordelijk was voor zijn inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, en dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van de verzochte schadevergoeding op basis van artikel 89 Sv.
Ten aanzien van het verzoek op basis van artikel 591a Sv oordeelde het hof dat verzoeker geen eigen bijdrage verschuldigd was, omdat de zaak eindigde zonder straf of maatregel. Het hof kende verzoeker een forfaitaire vergoeding toe van € 280,00 voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure, maar wees het overige verzoek af. De beschikking werd gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.