ECLI:NL:GHAMS:2018:1190
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na preventieve detentie en beoordeling van bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De appellante, die in verzekering was gesteld op verdenking van overtreding van de Opiumwet, verzocht om een schadevergoeding van € 320,00 voor de schade die zij zou hebben geleden door haar detentie. De detentie vond plaats in het detentiecentrum Schiphol, waar zij gescheiden werd van haar driejarige dochtertje en bovendien zwanger was. De rechtbank had eerder een vergoeding van anderhalf keer de forfaitaire vergoeding toegekend, wat de appellante niet voldoende vond en daarom in hoger beroep ging.
Het hof heeft de omstandigheden van de detentie beoordeeld, waaronder de zwangerschap van de appellante en de scheiding van haar dochter. Het hof concludeerde dat er geen aanleiding was om een hogere vergoeding toe te kennen voor de zwangerschap, omdat niet was onderbouwd dat er een verhoogd hygiënerisico was. Echter, de scheiding van de dochter werd wel als een verzwarende omstandigheid gezien, wat leidde tot de beslissing om de forfaitaire vergoeding met een factor anderhalf te verhogen. Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep afgewezen, met een toekenning van een schadevergoeding van € 240,00.