ECLI:NL:GHAMS:2018:1187

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
001764-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing hoger beroep inzake verzoek om schadevergoeding en rechtsbijstandskosten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door de verzoeker, die een schadevergoeding en een forfaitaire vergoeding voor rechtsbijstand vroeg op basis van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker had eerder een verzoekschrift ingediend, maar de rechtbank had hem niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoekschrift niet was ondertekend door de verzoeker zelf. De advocaat van de verzoeker stelde dat er een door de verzoeker ondertekende verklaring was waarin hij verklaarde kennis te hebben genomen van het verzoekschrift en akkoord ging met de inhoud ervan. Dit document was als bijlage aan de appelmemorie gehecht.

Het hof overwoog dat een verzoek op basis van de genoemde artikelen ondertekend moet zijn door de verzoeker. Indien het verzoek niet is ondertekend, kan dit verzuim alleen worden gedekt als de verzoeker bij de behandeling van het verzoekschrift in de eerste aanleg of in hoger beroep in openbare raadkamer verschijnt. Het hof concludeerde dat een verzuim niet kan worden gedekt door een aparte verklaring van de verzoeker, zoals in deze zaak het geval was. Daarom werd het hoger beroep afgewezen.

De beslissing van het hof houdt in dat de verzoeker niet in zijn verzoek om schadevergoeding en rechtsbijstandskosten wordt ontvangen, en dat de beschikking onverwijld aan de verzoeker moet worden betekend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en de griffier aanwezig tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummers: 001764-17 (89 Sv) en 001765-17 (591a Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 15-810125-16
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 4 december 2017 op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. M.G. van Wijk, [adres].

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding op de voet van artikel 89 Sv, tot een bedrag van € 210,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van het onderhavige verzoek.

2.Procesverloop

Het hoger beroep is op 13 december 2017 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Bij appelschriftuur van 9 maart 2018 zijn grieven tegen de beschikking ingekomen.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 9 maart 2018 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant en diens advocaat zijn met kennisgeving hiervan niet verschenen.

3.Beoordeling van het hoger beroep

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De rechtbank heeft appellant niet-ontvankelijk verklaard om de reden dat het verzoekschrift niet (mede) is ondertekend door appellant.
De advocaat van appellant heeft gesteld dat de rechtbank beschikte over een door appellant ondertekende verklaring waarin hij verklaart kennis te hebben genomen van het verzoekschrift en dat hij akkoord is met de inhoud ervan. Een afschrift van deze verklaring is door de advocaat aan de appelmemorie gehecht.
Het hof overweegt dat een verzoek als bedoeld in de artikelen 89 en 591a Sv dient te worden ondertekend door verzoeker. Indien het verzoek niet is ondertekend, wordt dat verzuim voor gedekt gehouden indien verzoeker bij de behandeling van het verzoekschrift in eerste aanleg dan wel hoger beroep in openbare raadkamer verschijnt.
Anders dan de raadsman stelt kan een verzuim niet voor gedekt worden gehouden indien door verzoeker een verklaring, los van het verzoekschrift zelf, wordt opgesteld, zoals in de onderhavige zaak is gedaan.
Gelet op het voorgaande dient het hoger beroep te worden afgewezen.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst het hoger beroep af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, P.C. Römer en A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 23 maart 2018.