ECLI:NL:GHAMS:2018:1187
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Afwijzing hoger beroep inzake verzoek om schadevergoeding en rechtsbijstandskosten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door de verzoeker, die een schadevergoeding en een forfaitaire vergoeding voor rechtsbijstand vroeg op basis van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker had eerder een verzoekschrift ingediend, maar de rechtbank had hem niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoekschrift niet was ondertekend door de verzoeker zelf. De advocaat van de verzoeker stelde dat er een door de verzoeker ondertekende verklaring was waarin hij verklaarde kennis te hebben genomen van het verzoekschrift en akkoord ging met de inhoud ervan. Dit document was als bijlage aan de appelmemorie gehecht.
Het hof overwoog dat een verzoek op basis van de genoemde artikelen ondertekend moet zijn door de verzoeker. Indien het verzoek niet is ondertekend, kan dit verzuim alleen worden gedekt als de verzoeker bij de behandeling van het verzoekschrift in de eerste aanleg of in hoger beroep in openbare raadkamer verschijnt. Het hof concludeerde dat een verzuim niet kan worden gedekt door een aparte verklaring van de verzoeker, zoals in deze zaak het geval was. Daarom werd het hoger beroep afgewezen.
De beslissing van het hof houdt in dat de verzoeker niet in zijn verzoek om schadevergoeding en rechtsbijstandskosten wordt ontvangen, en dat de beschikking onverwijld aan de verzoeker moet worden betekend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en de griffier aanwezig tijdens de openbare zitting.