ECLI:NL:GHAMS:2018:1177

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
23-001933-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland inzake diefstal op Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 1 juni 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1991 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor diefstal van een tas op Schiphol, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal had in hoger beroep dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 26 maart 2018 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging. Het hof oordeelt dat de opgelegde straf in eerste aanleg te hoog was, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld. De diefstal op een luchthaven wordt als een ernstig feit beschouwd, maar het hof heeft besloten om de gevangenisstraf te verlagen naar twee maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoon van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat gold ten tijde van het bewezenverklaarde. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering gebracht op de opgelegde straf.

De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd ten aanzien van de gevangenisstraf, maar voor het overige wordt het vonnis bevestigd. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier R.L. Vermeulen aanwezig.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001933-17
datum uitspraak: 9 april 2018
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 juni 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-048278-17 tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een tas en daarmee laten zien geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Diefstal is een ergerlijk feit waarbij, naast eventuele schade, in de regel veel hinder en overlast wordt veroorzaakt. Dit geldt temeer voor diefstal van bagage van een passagier op een luchthaven.
Gelet op de straf die bij dergelijke feiten pleegt te worden opgelegd en in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 maart 2018 in Nederland niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld, acht het hof de opgelegde straf in eerste aanleg te hoog. Het hof wijkt daarom naar beneden af van de door de politierechter opgelegde straf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van twee maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit wettelijke voorschrift wordt toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. M.J.A. Duker en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 april 2018.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]