Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
Het inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) is daarbij eveneens vastgesteld op € 62.937 (hierna: het inkomensgegeven).
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.Feiten
3.3. Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
.De rechtbank heeft omtrent het geschil als volgt overwogen:
De inspecteur heeft de ontvangst van het geschrift van 8 mei 2015 betwist. Het geschrift van 1 februari 2016, ingekomen bij de Belastingdienst/Toeslagen, is volgens de inspecteur het eerste ingekomen bezwaarschrift. Dit geschrift is echter, aldus de inspecteur, buiten de bezwaartermijn ingekomen. Wel kan het geschrift aangemerkt worden als een verzoek om ambtshalve vermindering van het inkomensgegeven (artikel 21k van de AWR). Hierop is, gelijktijdig met het doen van uitspraak op bezwaar, beslist bij geschrift van 26 juli 2016.
Het bij de rechtbank ingediende beroepschrift van belanghebbende is dan, aldus nog steeds de inspecteur, een bezwaar(schrift) tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van 26 juli 2016.
De bezwaartermijn is dan aangevangen op 15 april 2015 en geëindigd op 26 mei 2015.
Nu de inspecteur de ontvangst van de brief van belanghebbende van 8 mei 2015 heeft betwist, heeft het op de weg van belanghebbende gelegen aannemelijk te maken dat dit geschrift tijdig door de inspecteur is ontvangen dan wel – bij verzending per post – tijdig ter post is bezorgd. Evenals de rechtbank is het Hof van oordeel dat belanghebbende niet in dit bewijs is geslaagd. Gronden op grond waarvan aannemelijk zou zijn te achten dat belanghebbende, met toepassing van artikel 6.11 Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet in verzuim is geweest, zijn niet aannemelijk geworden.
Indien ervan wordt uitgegaan dat de brief van belanghebbende van 1 februari 2016 het (eerste) bezwaar(schrift) is tegen het bij beschikking van 14 april 2015 vastgestelde inkomensgegeven, houdt het hiervoor overwogene in dat dit bezwaar niet tijdig is ingediend.