Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klaagster op 21 december 2017 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 28 november 2017 de klacht van klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond heeft verklaard. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof op 5 april 2018, waar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder, vergezeld van zijn gemachtigde, aanwezig waren. Tijdens deze zitting heeft de gemachtigde van klaagster pleitnotities overgelegd aan het hof.
Het hof heeft in deze tussenbeslissing besloten om, alvorens inhoudelijk te beslissen, in te gaan op het aanbod van klaagster om schriftelijke verklaringen van leidsters van het kinderdagverblijf over te leggen, die op 23 december 2017 aanwezig waren. De gerechtsdeurwaarder krijgt de gelegenheid om schriftelijk te reageren op deze stukken. Het hof heeft bepaald dat klaagster deze stukken voor 25 april 2018 moet overleggen en dat de gerechtsdeurwaarder binnen twee weken na ontvangst van deze stukken schriftelijk mag reageren. De zaak zal vervolgens op de stukken worden afgedaan, en verdere beslissingen zijn aangehouden.