ECLI:NL:GHAMS:2018:1026

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
200.220.790/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en terugbetaling onkosten bij verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en TomTom Telematics Sales B.V. [appellant] was sinds 7 november 2011 in dienst bij TomTom en was werkzaam als Senior Customer Support Representative. De zaak kwam aan het hof na een eerdere beschikking van de kantonrechter, waarin de arbeidsovereenkomst werd ontbonden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. [appellant] was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.

De kern van het geschil draaide om de vraag of er daadwerkelijk sprake was van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. TomTom stelde dat [appellant] zich niet constructief had opgesteld in de onderhandelingen over zijn terugkeer naar de Verenigde Staten en dat er geen vertrouwen meer was in een verdere samenwerking. [appellant] voerde aan dat er geen verstoorde arbeidsverhouding was, maar dat er enkel een juridische discussie bestond. Het hof oordeelde dat de verhoudingen tussen [appellant] en TomTom niet zodanig verstoord waren dat ontbinding gerechtvaardigd was. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de kantonrechter, behalve de beslissing over de transitievergoeding.

Daarnaast werd er een billijke vergoeding van € 7.500,= toegekend aan [appellant], terwijl hij ook werd veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van USD 1.666,66 aan TomTom. Het hof oordeelde dat TomTom onvoldoende had aangetoond dat er een grondslag was voor de terugvordering van andere kosten. De proceskosten werden toegewezen aan [appellant].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.220.790/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 5765907 EA VERZ 17-176
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 maart 2018
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A.M. den Hollander te Amsterdam,
tegen
TOMTOM TELEMATICS SALES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M.P. Dickhoff te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en TomTom genoemd.
[appellant] is bij beroepschrift, met producties, van 8 augustus 2017 in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) onder bovenstaand zaaknummer op 9 mei 2017 heeft gegeven. Het beroepschrift bevat zeven grieven die ertoe strekken dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen. [appellant] heeft verzocht opnieuw recht te doen onder toekenning aan hem van een billijke vergoeding.
Op 9 oktober 2017 is ter griffie van het hof een verweerschrift van TomTom ingekomen, tevens inhoudende incidenteel hoger beroep. In principaal hoger beroep heeft TomTom geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van [appellant] in zijn verzoek tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank van 9 mei 2017 en tot afwijzing van het verzoek van [appellant] tot toekenning van een billijke vergoeding. In incidenteel hoger beroep heeft TomTom verzocht [appellant] te veroordelen tot betaling van € 5.094,= netto. Tot slot heeft TomTom verzocht [appellant] in de kosten van het geding te veroordelen.
Op 19 december 2017 is ter griffie van het hof van de zijde van [appellant] een verweerschrift in incidenteel hoger beroep ingekomen.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 17 januari 2018, alwaar [appellant] is verschenen, bijgestaan door mr. Den Hollander voornoemd, die het beroepschrift mondeling heeft toegelicht. Namens TomTom is [X] , HR director, verschenen, bijgestaan door mr. Dickhoff voornoemd, die het woord heeft gevoerd aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnotitie.
TomTom heeft bewijs aangeboden van haar stellingen.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten. Uitspraak is bepaald op heden.

2.Feiten

2.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 1.1 tot en met 1.12 de feiten genoemd waarop de beschikking is gebaseerd. Met grief 1a komt [appellant] op tegen deze feitenvaststelling. De grief van [appellant] richt zich tegen de vaststelling van de feiten onder de rechtsoverwegingen 1.1 en 1.4 van de beschikking van de kantonrechter. Het hof zal deze grief hieronder nader bespreken voor zover nog relevant. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.2
[appellant] , geboren [in] 1968, is sinds 7 november 2011 in dienst van
TomTom. Sinds 1 februari 2015 was [appellant] werkzaam in de functie van Senior
Customer Support Representative met een bruto salaris van € 2.501,= per maand
inclusief 8% vakantietoeslag (schaal 12).
2.3
Op 7 januari 2016 zijn partijen een overeenkomst, genaamd assignment agreement, met elkaar aangegaan, uit hoofde waarvan [appellant] met ingang van 1 februari 2016 voor de duur van twee jaar naar TomTom Inc. in de Verenigde Staten zou worden uitgezonden. In artikel 2 van de overeenkomst is bepaald dat [appellant] voor de duur van de detachering USD 49.000,= aan brutosalaris per jaar ontvangt. Voorts is in de overeenkomst bepaald dat [appellant] recht heeft op een (naar het hof begrijpt: eenmalige) “one-off settling in allowance “ van USD 5.000,= (artikel 3) en een netto jaarlijkse “housing allowance” van USD 10.000,= (artikel 5).Artikel 11 van de overeenkomst bepaalt: “Upon repatriation at the end date of the assignment, the employee will be transferred back to the Employment Salary level of The Netherlands based on the respective RSP level”.
2.4
Op 2 mei 2016 is [appellant] voor een vakantie teruggekeerd naar Nederland en hij heeft nadien een aantal weken vanuit huis gewerkt in Nederland tot 18 juli 2016.
2.5
Op 27 september 2016 is [appellant] wederom teruggegaan naar Europa, voor een
vakantie, heeft hij aansluitend thuis gewerkt en heeft hij daarna, zoals was afgesproken, nogmaals vakantie genomen. Hoewel partijen hadden afgesproken dat [appellant] 24 oktober 2016 weer terug in de Verenigde Staten zou zijn, verbleef hij op dat moment nog in Nederland. Op 31 oktober 2016 hebben [appellant] en zijn leidinggevende [Y] (hierna: [Y] ) telefonisch contact met elkaar gehad. In dit telefoongesprek gaf [appellant] - kort weergegeven - aan dat hij twijfelde over terugkeer naar de Verenigde Staten, vanwege privé-omstandigheden.
2.6
Op 13 december (het hof beschouwt de vermelding door de kantonrechter van september als een kennelijke verschrijving) 2016 hebben [X] en [appellant] elkaar over de ontstane situatie gesproken. In de e-mail van 15 december 2016 heeft [X] het gesprek bevestigd en daarin - kort samenvat - aangegeven dat er twee vacatures binnen Customer Support, beide schaal 11, beschikbaar zijn en dat TomTom bereid is om één van de vacatures te wijzigen in schaal 12. [appellant] wordt zodoende zijn oude rol van Senior Customer Support Representative op een schaal 12 aangeboden per 1 januari 2017. [appellant] zou daarbij een salarisverhoging krijgen van 3,5% ten
opzichte van zijn salaris van voor de assignment. Daarbij maakt TomTom
aanspraak op terugbetaling van (een deel van) de kosten die zij heeft gemaakt in
verband met de assignment. TomTom heeft als grondslag voor de terugbetalingsverplichting verwezen naar de Global Mobility Longterm Assigment Policy, pagina 26, waarin staat dat de gedetacheerde bij een verbreking van de detachering verplicht is om (maximaal) 50% van de totale assignment kosten terug te betalen aan TomTom, voor [appellant] neerkomend op een bedrag van € 16.898,=. Uit het door Tom Tom overgelegde overzicht volgt dat er in het kader van [appellant] ’s assignment € 33.796,= aan kosten is gemaakt. TomTom heeft in haar voorstel niet dit totale bedrag teruggevorderd, maar haar vordering beperkt tot een bedrag van € 5.094,=, de toenmalige tegenwaarde van $5.499 bestaande uit $3.000 van de one-off settling in allowance en $2.499 voor drie maanden housing allowance (juni, november en december 2016).
2.7
In zijn e-mail van 23 december 2016 heeft [appellant] - kort samengevat - medegedeeld dat hij graag voor TomTom wil blijven werken maar dat hij het voorstel van TomTom niet acceptabel vindt en heeft hij, gelet op de toon van het eerdere gesprek, TomTom verzocht een mediator in te schakelen en zijn managers, met wie hij goede werkrelaties wil behouden, niet in de discussie te betrekken. In reactie hierop stelt [X] in haar e-mail van 27 december 2016 voor om het gesprek tussen partijen voort te zetten.
2.8
Nadat er nog een aantal e-mails is gewisseld tussen partijen, heeft TomTom op
10 januari 2017 een brief aan [appellant] verzonden, ter bevestiging van het einde van de assignment per 31december 2016 .
2.9
In de e-mail van 12 januari 2017 heeft [appellant] een uitgebreidere reactie gegeven op het voorstel van TomTom, welke reactie er - kort samengevat - op neerkomt, dat
hij nooit heeft uitgesloten dat hij mogelijk zou terugkeren naar de Verenigde
Staten, dat hij niets hoeft terug te betalen aan TomTom en dat terugplaatsing in
schaal 12 niet past bij zijn mogelijkheden.
2.1
Ook na deze e-mail is er correspondentie gevoerd tussen partijen, waarbij TomTom haar voorstel meerdere malen heeft herhaald en waarbij de vordering wegens gemaakte kosten een aantal malen is verlaagd tot uiteindelijk € 4.322,= (in een e-mail van 19 januari 2017). [appellant] is daarmee niet akkoord gegaan.

3.Beoordeling

3.1
TomTom heeft in eerste aanleg verzocht de arbeidsovereenkomst met [appellant] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e (verwijtbaar handelen of nalaten) en subsidiair onderdeel g (verstoorde arbeidsverhouding) en meer subsidiair onderdeel h (andere omstandigheden) BW. Aan dit verzoek heeft TomTom - kort samengevat - onder meer het volgende ten grondslag gelegd. Door niet terug te keren naar de VS, terwijl duidelijk was dat de assignment in de VS moest worden verricht, heeft [appellant] eenzijdig de assignment beëindigd. In dit licht bezien heeft [appellant] zich niet redelijk en welwillend opgesteld door iedere discussie af te kappen en zich op geen enkele wijze bereid te tonen om concessies te doen om te komen tot een oplossing. Er is binnen TomTom geen vertrouwen meer in een verdere samenwerking met [appellant] .
Daarnaast heeft TomTom verzocht [appellant] te veroordelen tot betaling van € 5.094,= netto (vanwege door haar gemaakte kosten in verband met de assignment) primair op basis van de Global Mobility Longterm Assigment Policy, subsidiair op basis van onverschuldigde betaling en meer subsidiair op basis van goed werknemerschap.
3.2
[appellant] heeft daartegen verweer gevoerd. Er is volgens hem geen verstoorde arbeidsverhouding, hooguit is sprake van een juridisch inhoudelijke discussie tussen partijen. [appellant] heeft zich constructief opgesteld. TomTom heeft geen redelijke voorstellen gedaan, nu zij aanspraak heeft gemaakt op terugbetaling van een fors bedrag, terwijl partijen dit niet waren overeengekomen. [appellant] is niet gehouden een bedrag van € 5.094, = aan TomTom terug te betalen. [appellant] heeft, voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzocht om een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter geoordeeld dat er sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding die een redelijke grond oplevert voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Doordat [appellant] zich niet heeft gehouden aan de gemaakte afspraken in de assignment agreement en hij zich vervolgens weinig constructief heeft opgesteld bij het vinden van een oplossing, is een impasse ontstaan, waarna [appellant] enkele maanden thuis heeft gezeten. De kantonrechter acht het standpunt van TomTom dat zij geen vertrouwen meer heeft in een verdere samenwerking met [appellant] gerechtvaardigd. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 juli 2017, onder toekenning van een transitievergoeding van € 4.585,17. De kantonrechter heeft zowel het verzoek van [appellant] tot betaling van een billijke vergoeding als het verzoek van TomTom tot terugbetaling van € 5.094,= afgewezen. Tot slot heeft de kantonrechter de proceskosten gecompenseerd.
3.4
Tegen een aantal van voornoemde beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] in principaal hoger beroep met zeven grieven op. TomTom heeft de grieven bestreden. In incidenteel hoger beroep heeft TomTom verzocht om [appellant] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.094,=. [appellant] heeft het incidenteel hoger beroep bestreden.
3.5
De grieven 1b tot en met 7 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Met deze grieven heeft [appellant] - kort samengevat - verweer gevoerd tegen de door de kantonrechter uitgesproken ontbinding op de grond dat er nimmer sprake was van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. [appellant] heeft in hoger beroep geen herstel van de arbeidsovereenkomst verzocht, maar een billijke vergoeding (7:683 lid 3 BW).
3.6
TomTom heeft - kort samengevat - aangevoerd geen vertrouwen meer te hebben in een verdere samenwerking met [appellant] , doordat hij zich in de onderhandelingen met TomTom weinig constructief heeft opgesteld, waardoor hij maandenlang thuis heeft gezeten.
3.7
Het hof overweegt als volgt. De vraag is of voornoemde feiten en omstandigheden leiden tot de conclusie dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig ernstig en duurzaam is dat niet van TomTom kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten.
3.8
Tussen [X] en [appellant] bestond een duurzaam verschil van inzicht over de hoogte van het loon na terugkeer van [appellant] in Nederland en over de vraag of TomTom gerechtigd was een deel van de one-off settling in allowance van USD 5.000,= en de housing allowance van USD 10.000,= terug te vorderen van [appellant] en zo ja, tot welk bedrag. Dat er een verschil van inzicht bestond tussen [X] en [appellant] betekent niet dat de verhouding tussen [appellant] en TomTom ernstig en duurzaam was verstoord. Door [appellant] is verklaard - hetgeen niet door TomTom is betwist - dat het contact met de meeste van zijn collega’s en leidinggevenden goed was en nog steeds is. Het verschil van inzicht betrof vooral een financiële kwestie. Daarbij was het meningsverschil niet diepgaand en hield dit geen verband met de manier waarop [appellant] uitvoering gaf aan zijn werkzaamheden.
Tom Tom is, nadat [appellant] had kenbaar gemaakt niet meer te willen terugkeren naar de Verenigde Staten, in de onderhandelingen met [appellant] blijven vasthouden aan de terugvordering van een deel van de one-off settling in allowance van USD 5.000,= en de housing allowance van USD 10.000,=. Niet gebleken is dat omtrent de terugvordering van deze vergoedingen voorafgaand aan het sluiten van de assignment agreement afspraken zijn gemaakt. [appellant] heeft meerdere malen aangevoerd dat de Global Mobility Assignment Policy, waar TomTom de terugvordering in beginsel op baseert, niet aan hem ter hand is gesteld voorafgaand aan het tekenen van de assignment agreement en dat evenmin uit de agreement zelf blijkt dat de policy daarmee onlosmakelijk verbonden is. TomTom heeft een en ander onvoldoende gemotiveerd betwist. Doordat TomTom heeft vastgehouden aan de terugbetaling van in ieder geval een deel van voornoemde kosten en deze terugbetaling vervolgens telkens heeft gekoppeld aan het aanbod van een andere functie, heeft zij zelf een bijdrage geleverd aan het ontstaan van de impasse. TomTom heeft die koppeling nadien weliswaar ontkend, maar uit de schriftelijke voorstellen die zij [appellant] heeft gedaan volgt dat TomTom destijds een en ander gekoppeld aan [appellant] heeft voorgelegd. TomTom had de ontstane impasse mogelijk kunnen doorbreken door [appellant] een onvoorwaardelijk en definitief aanbod voor een andere functie te doen dan wel hem de daarbij behorende werkzaamheden op te dragen, waarna zij consequenties had kunnen verbinden aan een eventuele weigering van [appellant] om die werkzaamheden te verrichten. Nu TomTom dat niet heeft gedaan, is het gebleven bij een verschil van inzicht in de onderhandelingen, hetgeen in de omstandigheden van dit geval onvoldoende is om te concluderen tot een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Daarbij komt dat TomTom, althans [X] , het verzoek van [appellant] tot mediation op 27 december 2016 van de hand heeft gewezen. Volgens TomTom had er pas één inhoudelijk gesprek plaatsgevonden, waarbij [appellant] zijn standpunt nog niet inhoudelijk kenbaar had gemaakt, zodoende waren andere reële middelen volgens TomTom nog lang niet uitgeput. In dat licht bezien valt de sprong op 27 februari 2017 naar het verzoek tot ontbinding, omdat er geen vertrouwen meer zou zijn vanuit TomTom, zonder nadere toelichting niet te begrijpen. Om te kunnen spreken van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, had ten minste een poging moeten zijn gedaan te onderzoeken of de gestelde verstoring herstelbaar is. Van TomTom mocht worden verwacht dat zij daartoe het initiatief nam. Hoewel het niet onredelijk was dat TomTom mediation in het eerste stadium heeft geweigerd, had het op haar weg gelegen om, als zij van oordeel was dat de verhouding tussen haar en [appellant] ernstig verstoord was, te trachten om deze te herstellen door mediation of een andere interventie alvorens een ontbindingsverzoek in te dienen. Het vorenstaande brengt mee dat er naar het oordeel van het hof geen sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van TomTom in redelijkheid niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De grieven van [appellant] tegen het andersluidende oordeel van de kantonrechter slagen.
3.9
Een en ander betekent dat het hof alsnog de overige gronden dient te beoordelen die TomTom in eerste aanleg heeft aangevoerd. TomTom heeft naast de verstoorde arbeidsverhouding nog twee andere gronden voor ontbinding aangevoerd, namelijk ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [appellant] (e-grond) en overige omstandigheden (h-grond).
3.1
Op grond van hetgeen hiervoor reeds is overwogen, is het hof van oordeel dat [appellant] zich niet dusdanig onredelijk en onwelwillend heeft opgesteld in de onderhandelingen met TomTom dat sprake is van verwijtbaar handelen aan de zijde van [appellant] . Ook ziet het hof geen aanleiding voor een ontbinding op grond van overige omstandigheden (de h-grond). TomTom heeft hiervoor onvoldoende gronden aangevoerd.
3.11
Derhalve komt het hof tot het oordeel dat zich geen grond voor ontbinding voordeed. [appellant] heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van de beschikking van de kantonrechter. Het hof kan de beschikking tot ontbinding niet vernietigen, het hof kan de werkgever enkel veroordelen tot herstel van de arbeidsovereenkomst, dan wel aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen. [appellant] heeft geen herstel verzocht, maar toekenning van een billijke vergoeding, omdat hij na de procedure bij de kantonrechter zijn vertrouwen in TomTom is verloren en hij inmiddels per 4 september 2017 een andere baan heeft gevonden.
3.12
Het hof acht bij de beoordeling van de hoogte van de billijke vergoeding de volgende feiten en omstandigheden van belang. [appellant] is geboren [in] 1968 en derhalve 49 jaar oud. [appellant] is vanaf 7 november 2011 in dienst van
TomTom en zijn laatstverdiende loon bedroeg € 2.501,= per maand inclusief 8% vakantietoeslag (schaal 12). Vast staat dat [appellant] de assignment agreement heeft afgebroken vanwege privé-omstandigheden, waarmee het afbreken van de assignment in zijn risico-sfeer valt. [appellant] verwijt TomTom met een beroep op de WAZO dat zij niet meer coulance heeft betracht. Het beroep van [appellant] op de WAZO is onvoldoende toegelicht, nu [appellant] niet met concrete feiten en omstandigheden heeft onderbouwd waarom de verzorging van zijn familie noodzakelijk was, waarbij die noodzakelijkheid moet zien op zowel de ziekte zelf als op de verzorging door [appellant] . De werkgever heeft zich qua salarisaanbod coulant opgesteld door [appellant] een salarisaanbod te doen dat 3,5% hoger lag dan het salaris dat [appellant] ontving voor aanvang van de assignment, terwijl [appellant] op grond van artikel 11 van de assignment agreement na het eindigen van zijn assignment zou worden teruggeplaatst in de functieschaal waarin hij zat voorafgaand aan de assignment. Als de werkgever de terugbetaling van de one-off settling in allowance en de housing allowance goed geregeld had, dan had daaromtrent weinig discussie kunnen ontstaan. Mede doordat TomTom vasthield aan de terugvordering op een niet expliciet overeengekomen grondslag, en doordat zij het aanbod van een andere functie koppelde aan haar terugvordering, is er tussen partijen een conflict ontstaan. Het had op de weg van TomTom als werkgeefster gelegen om er meer aan te doen de ontstane impasse te doorbreken, in plaats van vrijwel gelijk tot indiening van een ontbindingsverzoek over te gaan. Niet gebleken is dat aan [appellant] is voorgesteld de onderhandelingen met iemand anders dan [X] te voeren dan wel nadat voor TomTom duidelijk was dat partijen er samen niet uit zouden komen toch over te gaan tot mediation. Ook heeft TomTom nagelaten om beide aspecten van haar voorstel apart te benaderen. Verder acht het hof van belang dat [appellant] , naar hij ter zitting desgevraagd heeft verklaard, per 4 september 2017 een nieuwe baan heeft gevonden, waardoor hij slechts twee maanden een beroep heeft hoeven doen op een WW-uitkering. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking, zal het hof [appellant] een billijke vergoeding toekennen van € 7.500,= bruto.
3.13
TomTom heeft in incidenteel appel verzocht om vergoeding van een bedrag van € 5.094,=. Dit bedrag ziet op een deel van de one-off settling in allowance van USD 3.000,= en drie maal de onverschuldigd betaalde housing allowance van USD 833,= per maand. Het gaat volgens TomTom om een vergoeding voor onkosten die door [appellant] niet zijn gemaakt. TomTom baseert deze vordering primair op de Global Mobility Longterm Assignment Policy. [appellant] heeft aangevoerd dat de toepasselijkheid van de Policy niet blijkt uit de assignment zelf en volgens [appellant] is deze Policy hem evenmin bij het tekenen van de assignment ter hand gesteld. TomTom heeft dit onvoldoende betwist, zodat niet vaststaat dat partijen de toepassing van deze Policy met elkaar zijn overeengekomen. Ook het beroep op onverschuldigde betaling gaat niet op, omdat daarvoor geldt dat het moet gaan om goederen die zonder rechtsgrond zijn gegeven (artikel 6:203 lid 1 BW). Deze rechtsgrond is in dit geval wel aanwezig, omdat TomTom de vergoedingen welbewust heeft betaald ter uitvoering van de assignment agreement. Ten slotte heeft TomTom een beroep gedaan op het goed werknemerschap. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat het op de weg van TomTom als werkgeefster had gelegen om duidelijk afspraken te maken over eventuele terugbetaling van kosten. Dit leidt er echter niet toe dat geen van de kosten voor vergoeding in aanmerking komt. Wat betreft de one‑off settling in allowance geldt dat deze wordt verstrekt ongeacht de duur van het verblijf. Het is een eenmalige uitkering om iemand de mogelijkheid te geven zich in het buitenland te vestigen. Aan de besteding van deze bijdrage zijn geen verdere voorwaarden verbonden, zodat de stelling van TomTom dat [appellant] alleen gebruik heeft gemaakt van AirB&B en dus geen woninginrichtingskosten heeft gemaakt tevergeefs is voorgesteld. De housing allowance van USD 10.000,= is bedoeld als een bijdrage voor de maandelijkse huisvestingskosten. Dit is door [appellant] niet betwist. Met name nu vanaf 31 oktober 2016 duidelijk was dat [appellant] in ieder geval niet op korte termijn zou terugkeren naar de VS, zoals hij zelf bij e-mail van 7 november 2016 schriftelijk aan TomTom heeft bevestigd, acht het hof [appellant] als goed werknemer gehouden om deze vergoeding over de maanden november en december aan TomTom terug te betalen. De jaarlijkse housing allowance bedraagt USD 10.000,=. [appellant] dient derhalve een bedrag van USD 10.000/12 x 2 = USD 1.666,66 aan TomTom te voldoen. Voor een verdergaande terugbetalingsverplichting zijn geen of althans onvoldoende gronden gesteld of gebleken.
3.14
Partijen hebben geen bewijs aangeboden van feiten en omstandigheden die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden.
3.15
De conclusie is dat de grieven in principaal hoger beroep slagen. De bestreden beschikking zal worden vernietigd, behoudens ten aanzien van de ontbinding en de veroordeling tot betaling van een transitievergoeding aan [appellant] van € 4.585,17 bruto.
3.16
De grief in incidenteel hoger beroep slaagt ten dele.
3.17
TomTom wordt in principaal hoger beroep als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten veroordeeld. De kosten in incidenteel hoger beroep worden gecompenseerd, nu beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld. TomTom zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten in eerste aanleg worden veroordeeld. Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking behoudens ten aanzien van de beslissingen ten aanzien van de ontbinding en de transitievergoeding;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
kent aan [appellant] een billijke vergoeding toe van € 7.500,= bruto en veroordeelt TomTom tot betaling daarvan aan [appellant]
veroordeelt [appellant] tot betaling van een bedrag aan TomTom van USD 1.666,66 bruto en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking ten aanzien van de transitievergoeding;
veroordeelt TomTom in de proceskosten van het geding in eerste aanleg, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 400,= voor salaris;
veroordeelt TomTom in de proceskosten van het geding in het principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 313,= aan verschotten en € 1.264,= voor salaris;
compenseert de kosten in incidenteel hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.T. van der Meer, R.J.F. Thiessen en F.J. Verbeek en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2018.