Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
on holdheeft gezet, onjuist is. De grieven zullen voor zover van belang hierna worden besproken. Voor het overige zijn de door de rechtbank vastgestelde feiten niet in geschil en dienen zij derhalve ook het hof tot uitgangspunt.
3.Beoordeling
ABN AMRO is alleen aansprakelijk voor directe schade die door haar opzet of grove schuld is ontstaan;
ABN AMRO is niet verantwoordelijk of aansprakelijk voor enig aspect, inclusief de naleving van eventueel toepasselijke wet- en regelgeving, betreffende de verstrekking van Prepaid Cards door Debet Card Services Europe B.V. aan kaarthouders. ABN AMRO is geen partij in enige overeenkomst tussen Debet Card Services Europe B.V. en kaarthouders. (…)
Het is helder hoe jouw standpunt is. (…) Op 16 januari aanstaande vindt hiertoe op ons hoofdkantoor te Amsterdam een intern overleg plaats. Ik streef ernaar om op basis van de uitkomst van dit overleg, finale duiding en/of beantwoording van resterende vragen te kunnen bieden.
Wij zouden ook nooit van start hebben kunnen gaan met de inrichting van € 150 per card immers alleen al ABN AMRO Bank NV zou dan al de volgende kosten in rekening brengen: (…)Totaal € 44,15Operationeel en technisch zijn systemen ingericht op een upload tot EUR750”. Partijen zijn het uiteindelijk niet eens geworden over een beëindiging in onderling overleg en bij brief van 20 mei 2014 heeft ABN AMRO alsnog de overeenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd.
233,48). De rechtbank heeft kort samengevat en in essentie geoordeeld dat:
on hold- zou hebben gezet; en voorts
.ABN AMRO zou dat gerechtvaardigd vertrouwen hebben gewekt, aldus DCSE, door de overeenkomst te ondertekenen en door haar naamsvermelding op de kaarten. DCSE wil aan dit betoog kennelijk de conclusie verbonden zien dat zij niet had te gelden als egi, zodat zij niet was onderworpen aan de daarvoor geldende wet- en regelgeving en die wet- en regelgeving dus niet kan hebben geschonden.
grief 7komt DCSE op tegen de afwijzing van haar deelvordering tot schadevergoeding wegens te late oplevering van het systeem. De grief strekt tot betoog dat partijen weliswaar geen fatale termijn zijn overeengekomen, maar dat uit het enkele feit dat de overeenkomst in beginsel een looptijd had van een jaar volgt dat het systeem ver daarvoor gereed had moeten zijn en dat ABN AMRO in haar eigen planning uitging van een implementatieperiode van 8 weken (productie 5).
on holdheeft gezet (
grieven 2, 3 en 6) kan in het midden blijven, nu in het voorgaande ligt besloten dat de overeenkomst bij brief van 20 mei 2014 rechtmatig is opgezegd en dat oordeel de afwijzing van de eerste deelvordering van DCSE zelfstandig kan dragen.