ECLI:NL:GHAMS:2017:997

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2017
Publicatiedatum
24 maart 2017
Zaaknummer
23-001832-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van mishandeling en vernieling met betrekking tot meerdere slachtoffers en goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2015. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder mishandeling en vernieling. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van feit 3, omdat volgens artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en heeft de verdachte alsnog veroordeeld voor de feiten 1 subsidiair, 2 en 4. De bewezenverklaring betreft onder andere de mishandeling van slachtoffer 1 en de vernieling van goederen van slachtoffer 3 en de regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk heeft gehandeld, waarbij hij geweld heeft gepleegd tegen de slachtoffers en schade heeft toegebracht aan de eigendommen van anderen.

De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder slachtoffers 1 en 2, en de regiopolitie. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het gedrag van de verdachte tijdens de incidenten, die getuigen van onbeheerst gedrag en een gebrek aan respect voor andermans eigendommen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001832-15
Datum uitspraak: 23 maart 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-676460-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres 1] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van feit 3

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is ten laste gelegd. De verdachte heeft het hoger beroep onbeperkt ingesteld en dit is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 2016, 9 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging betreffende het onder 4 tenlastegelegde is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 27 mei 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres 2] en/of [adres 3] en/of in een voor het publiek toegankelijk winkelpand, in elk geval op of aan een openbare weg en/of een voor publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het eenmaal of meermalen:
- slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de pols(en), in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het gezicht, in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- tegen een muur duwen en/of drukken van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- vastpakken bij de hals en/of keel van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 27 mei 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het eenmaal of meermalen slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de pols(en), in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] , waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
hij op of omstreeks 27 mei 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur en/of een ruit (van een voordeur) en/of een keukendeur en/of de inventarisatie (waaronder tijdschriften en/of enveloppen en/of kaarten) van winkelpand " [naam] " (gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door eenmaal en/of meermalen tegen die voordeur en/of keukendeur en/of ruit aan te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen, en/of die inventarisatie met bloed te besmeuren, in elk geval door die inventarisatie stuk te maken en/of onbruikbaar te maken;
3:
hij op of omstreeks 27 mei 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meerdere zaklantaarn(s) en/of één of meerdere batterij(en) en/of één of meerdere aansteker(s) en/of één of meerdere rol(len) plakband en/of één of meer gum(men) (Totale waarde: 60,00 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4:
hij op of omstreeks 27 mei 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk het dak van een politieauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan regiopolitie Amsterdam-Amstelland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door het eenmaal en of meermalen (met zijn hoofd) stoten en/of koppen tegen het dak van voornoemde politieauto;
en/of
hij op of omstreeks 27 mei 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een dagverblijf, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan regiopolitie Amsterdam-Amstelland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door het met bloed besmeuren van één of meerdere mu(u)r(en) en/of de ruit van voornoemd dagverblijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof, mede gelet op de gewijzigde tenlastelegging, tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 1 primair

Het hof is met de rechtbank van oordeel dat slechts aan de verdachte een significante rol bij het gepleegde geweld kan worden toegekend, zodat geen sprake is van geweldpleging in vereniging. De verdachte moet dus van het onder 1 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging met betrekking tot feit 4

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat als gevolg van bloedverlies en het daarbij behorende verminderde bewustzijn twijfel mogelijk is omtrent het opzet van de verdachte op de vernieling/beschadiging.
Naar het oordeel van het hof bestaat over het opzet van de verdachte geen twijfel. De verdachte is tijdens zijn transport heel hard omhoog gesprongen waardoor zijn hoofd tegen het dak van de bus aan kwam en hij heeft deze handeling herhaald. Door zo te handelen heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het dak zou beschadigen.
Daarnaast heeft de verdachte in een dagverblijf met zijn bloed onder meer vele teksten op de muren geschreven, zoals “HELP WAND DIDIN GOT HELP AT ALL”. Het hof leidt hieruit af dat de verdachte opzettelijk het dagverblijf onbruikbaar heeft gemaakt. Een eventueel verminderd bewustzijn van de verdachte, zoals gesteld door de raadsman, doet niet af aan het opzet van de verdachte op het aanbrengen van genoemde teksten en het dien ten gevolge onbruikbaar maken van genoemde ruimte.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair:
hij op 27 mei 2012 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het meermalen slaan en stompen tegen het gezicht en het lichaam van [slachtoffer 1] , waardoor [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden;
2:
hij op 27 mei 2012 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een voordeur van winkelpand " [naam] " gelegen aan de [adres 2] , toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield door meermalen tegen die voordeur te schoppen;
en
hij op 27 mei 2012 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een keukendeur van winkelpand " [naam] " gelegen aan de [adres 2] , toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft beschadigd door tegen die keukendeur te schoppen;
4:
hij op 27 mei 2012 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk het dak van een politieauto, toebehorende aan regiopolitie Amsterdam-Amstelland, heeft beschadigd door het meermalen met zijn hoofd stoten tegen het dak van voornoemde politieauto;
en
hij op 27 mei 2012 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een dagverblijf toebehorende aan regiopolitie Amsterdam-Amstelland, onbruikbaar heeft gemaakt door het met bloed besmeuren van muren en de ruit van voornoemd dagverblijf.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
De meerdaadse samenloop van:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair, 2 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot 160 uren taakstraf, subsidiair 80 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 100 uren taakstraf, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als klant in een winkel zonder aanwijsbare reden op zeer agressieve wijze een winkelmedewerker mishandeld en in de winkel een ruit vernield en een deur beschadigd. Naast andere omstanders waren hierbij zijn twee minderjarige zoons aanwezig. Vervolgens heeft hij na zijn aanhouding het dak van een politiebus beschadigd en een dagverblijf van de politie met zijn bloed besmeurd.
Deze feiten getuigen van volstrekt onbeheerst gedrag en een gebrek aan respect voor andermans eigendommen, terwijl de verdachte ook de lichamelijke integriteit van de winkelmedewerker heeft aangetast. Bovendien heeft hij daarbij zijn voorbeeldfunctie als vader en opvoeder van zijn twee minderjarige kinderen volledig uit het oog verloren. De ervaring leert dat slachtoffers van mishandeling daarvan nog lange tijd de nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 februari 2017 is hij eerder voor geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld, zij het niet recent, zodat het hof dit niet ten nadele van de verdachte zal meewegen bij het bepalen van de aard en hoogte van de op te leggen straf.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard zichzelf niet in staat te achten een werkstraf uit te voeren, gelet op zijn fysieke beperkingen. Het hof ziet echter thans geen reden om aan te nemen dat de verdachte een taakstraf van na te noemen omvang niet tot een goed einde zal kunnen brengen. Het hof gaat er hierbij van uit dat bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf rekening zal worden gehouden met de fysieke gesteldheid van de verdachte. Een geheel voorwaardelijke straf, zoals de raadsman heeft verzocht, acht het hof niet in overeenstemming met de ernst van de feiten.
Het hof acht alles afwegende een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.998,95. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 375. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt plus/minus € 3.000. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 718,52. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij Regiopolitie Adam-Amstelland

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 56,99. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 375 (driehonderdvijfenzeventig euro) bestaande uit € 125 (honderdvijfentwintig euro) materiële schade en € 250 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 375 (driehonderdvijfenzeventig euro) bestaande uit € 125 (honderdvijfentwintig euro) materiële schade en € 250 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 718,52 (zevenhonderdachttien euro en tweeënvijftig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 718,52 (zevenhonderdachttien euro en tweeënvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij Regiopolitie Adam-Amstelland
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Regiopolitie Adam-Amstelland ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 56,99 (zesenvijftig euro en negenennegentig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Regiopolitie Adam-Amstelland , ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 56,99 (zesenvijftig euro en negenennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. W.M.C. Tilleman en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 maart 2017.