ECLI:NL:GHAMS:2017:965
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.M.C. Louwinger-Rijk
- M.J. Leijdekker
- W.K. van Duren
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor verhuizing van een minderjarige en de belangen van de ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van een minderjarige. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, die de moeder toestemming had verleend om met hun kind naar [woonplaats b] te verhuizen. De vader stelde dat de moeder zonder zijn toestemming had verhuisd en dat dit in strijd was met de gezamenlijke gezagsuitoefening. Hij voerde aan dat de moeder de noodzaak van de verhuizing niet had aangetoond en dat de verhuizing nadelige gevolgen had voor de omgang tussen hem en de minderjarige.
De moeder daarentegen betoogde dat zij genoodzaakt was te verhuizen vanwege de lange wachttijden voor een sociale huurwoning in [woonplaats a] en dat zij in [woonplaats b] wel een geschikte woning had gevonden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd de beslissing van de rechtbank te bekrachtigen, omdat de minderjarige zich goed leek te ontwikkelen in [woonplaats b].
Het hof heeft de belangen van beide ouders en de minderjarige afgewogen. Het hof oordeelde dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was en dat zij de vader niet tijdig had geïnformeerd over haar verhuisplannen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de moeder de minderjarige uiterlijk tot de aanvang van het nieuwe schooljaar (3 september 2017) de gelegenheid heeft om terug te verhuizen naar [woonplaats a] of de directe omgeving. De verzoeken van de vader om de moeder te verplichten tot terugverhuizing werden afgewezen, maar de moeder kreeg geen vervangende toestemming voor de verhuizing naar [woonplaats b].