ECLI:NL:GHAMS:2017:950

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2017
Publicatiedatum
24 maart 2017
Zaaknummer
200.196.022/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen kandidaat-notaris over misleiding en communicatieproblemen in nalatenschapszaak

In deze zaak heeft klager, een erfgenaam, een klacht ingediend tegen de kandidaat-notaris die betrokken was bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn grootmoeder. Klager stelt dat hij niet is geïnformeerd over de notariskosten, die hij als verplicht beschouwde, en dat het contact met de kandidaat-notaris moeizaam verliep. Daarnaast verwijt hij de kandidaat-notaris dat zij niet heeft gecommuniceerd over een schenking van € 100.000,- die zijn tante in 2007 had ontvangen van de erflaatster, wat van invloed was op de omvang van de nalatenschap. De kamer voor het notariaat in Den Haag heeft de klacht van klager op 13 juli 2016 ongegrond verklaard. Klager heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam. Tijdens de behandeling van de zaak op 5 januari 2017 was klager niet aanwezig, terwijl de kandidaat-notaris en haar gemachtigde wel verschenen. Het hof heeft de stukken van de eerste instantie bestudeerd en is van mening dat de kamer de feiten correct heeft vastgesteld. Het hof heeft de klacht van klager beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een ander oordeel rechtvaardigen. Het hof bevestigt daarom de beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.196.022/01 NOT
nummers eerste aanleg : 16-02 en 16-16
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 21 maart 2017
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
[naam] ,
kandidaat-notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.H. Lusseveld, advocaat te Leusden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 26 juli 2016 een beroepschrift met bijlagen bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 13 juli 2016 (ECLI:NL:TNORDHA:2016:25). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de kandidaat-notaris) op alle onderdelen ongegrond verklaard.
1.2.
De kandidaat-notaris heeft op 23 september 2016 een verweerschrift met bijlagen bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 5 januari 2017. Klager is - hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen en zonder bericht van verhindering - niet verschenen. De kandidaat-notaris is, vergezeld van haar gemachtigde, verschenen. Beiden hebben het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op 22 april 2015 is de grootmoeder van klager, [naam] , (verder: erflaatster) overleden. Erflaatster had bij testament over haar nalatenschap beschikt. De tante van klager (verder: tante) was enig erfgenaam van erflaatster. Klager en zijn broers en zuster waren legitimarissen.
3.2.2.
Tante heeft het notariskantoor benaderd voor de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. Op 2 juli 2015 heeft de kandidaat-notaris de legitimarissen aangeschreven met de vraag of zij al dan niet aanspraak wensten te maken op de legitieme portie. De kandidaat-notaris heeft de legitimarissen bij brief van 9 september 2015 een voorlopig overzicht van de baten en lasten van de nalatenschap en de daaruit volgende omvang van het erfdeel van tante en de legitieme porties van de legitimarissen toegezonden. Op dit overzicht is een bedrag van
€ 2.400,- aan geschatte notariskosten als schuld van de nalatenschap opgenomen.
3.2.3.
Vervolgens is er tussen klager en (het kantoor van) de kandidaat-notaris diverse malen telefonisch en schriftelijk contact geweest.

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de kandidaat-notaris het volgende.
i. De kandidaat-notaris heeft klager niet erop gewezen dat de notariskosten geen verplichte kosten waren. Klager stelt te zijn misleid doordat deze kosten bij hem in rekening zijn gebracht als ware hij de opdrachtgever van de kandidaat-notaris.
ii. Het contact met de kandidaat-notaris verliep moeizaam en stroef. Verder beschikte de kandidaat-notaris over meer stukken dan de stukken die bij klager bekend waren.
iii. Door tante is verzwegen dat zij in 2007 een schenking van € 100.000,- van erflaatster had ontvangen, welke schenking bij het vaststellen van de omvang van de nalatenschap niet is meegenomen. Het notariskantoor was van deze schenking op de hoogte, maar heeft klager hierover niet geïnformeerd.

5.Standpunt van de kandidaat-notaris

De kandidaat-notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de kandidaat-notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

6.1.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de kamer (weergegeven onder het kopje ‘De beoordeling van de klacht’ in de tweede, derde en vierde alinea in de beslissing van de kamer) en de gronden waarop dat oordeel berust. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die een ander oordeel rechtvaardigen.
6.2.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.3.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, A.D.R.M. Boumans en
J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2017 door de rolraadsheer.