In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974 en woonachtig in Amsterdam, was in eerste aanleg veroordeeld voor het voorhanden hebben van een busje CS gas en een aanzienlijke hoeveelheid munitie. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 25 juli 2016. Tijdens de zittingen op 5 januari en 2 maart 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van een busje CS gas en verschillende patronen van verschillende merken en kalibers.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 maart 2015 in Amsterdam een wapen van categorie II en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft betoogd dat de aangetroffen vingerafdrukken onvoldoende bewijs vormen voor zijn beschikkingsmacht over de munitie. Het hof heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden en de feiten in samenhang wijzen op de betrokkenheid van de verdachte bij de aangetroffen wapens en munitie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 800, subsidiair 16 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. Tevens is besloten dat de in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer worden onttrokken, gezien het gevaar dat het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie met zich meebrengt.