ECLI:NL:GHAMS:2017:867

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2017
Publicatiedatum
17 maart 2017
Zaaknummer
23-004200-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake woninginbraak in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2016. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van woninginbraak in vereniging, gepleegd op 26 augustus 2016 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een potje, gouden sieraden en een paspoort, waarbij de verdachte en zijn mededader zich toegang tot de woning verschaften door middel van braak. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, wat in zijn nadeel weegt. Het hof heeft de straf bepaald op een gevangenisstraf van 207 dagen, waarvan 90 dagen onvoorwaardelijk, en heeft een deel van de straf voorwaardelijk opgelegd. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de positieve ontwikkeling die hij doormaakt. Het hof heeft ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

parketnummer: 23-004200-16
datum uitspraak: 16 maart 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-741181-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
verblijfsadres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning [adres 2] heeft weggenomen een potje en/of een of meer gouden siera(a)d(en) en/of een paspoort (op naam van [naam]), geheel of ten dele toebehorend aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen potje en/of een of meer gouden siera(a)d(en) en/of een paspoort (op naam van [naam]) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer slot(en) op/aan de toegangsdeur van voornoemde woning;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proces-economische redenen en omdat het hof tot een andere strafoplegging komt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 augustus 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning, perceel: [adres 2], heeft weggenomen een potje en gouden sieraden en een paspoort op naam van [naam], toebehorend aan [naam], waarbij hij, verdachte en zijn mededader zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak aan de toegangsdeur van voornoemde woning.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bij arrest zal worden opgeheven.
De raadsman heeft het hof verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf ter hoogte van de duur van het voorarrest, te weten 117 dagen, op te leggen; subsidiair het deel van de straf dat de duur van het voorarrest te boven gaat, als stok achter de deur
(het hof begrijpt: voorwaardelijk)op te leggen. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft in het verleden de maatregel tot plaatsing in een stelselmatige inrichting opgelegd gekregen en zich daarna vijf maanden goed gedragen voordat het mis is gegaan. De verdachte heeft nu een vaste plek in Buitenveldert waar hij kan verblijven en krijgt zakgeld zodat hij, als het weer misgaat, iets te verliezen heeft. Hij slaapt niet meer in het Vondelpark, maar hij zit binnen, zodat de omstandigheid dat hij ’s avonds vanwege de kou begint te drinken, niet meer speelt. Daarnaast heeft de verdachte bekend en heeft zijn verantwoordelijkheid genomen. Alles in aanmerking genomen, bestaat de kans dat de verdachte in de toekomst niet meer voor de rechter zal hoeven te verschijnen. Daar komt nog bij dat de medeverdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden opgelegd heeft gekregen, terwijl de verdachte door de rechtbank tot 6 maanden gevangenisstraf is veroordeeld.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak in vereniging. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Daarbij werd zelfs niet geschroomd een privacygevoelig identiteitsdocument als een paspoort weg te nemen. Door, na braak op de toegangsdeur, de woning van het slachtoffer te betreden en te doorzoeken, hebben de verdachte en zijn mededader bovendien inbreuk gemaakt op haar recht op privacy en haar gevoel van veiligheid. Een woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig hoort te kunnen voelen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 februari 2017 is hij eerder ter zake van (vermogens)misdrijven onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en het feit dat de verdachte meermalen ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld, zal het hof een gevangenisstraf van langere duur opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd en door de raadsman is bepleit.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter zitting naar voren zijn gekomen en waaruit kan worden opgemaakt dat de verdachte kennelijk een positieve ontwikkeling doormaakt, zal het hof echter, om die ontwikkeling niet te doorkruisen bepalen dat een deel van die gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd.
Reeds gelet op de duur van het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de opgelegde gevangenisstraf ziet het hof geen aanknopingspunt om, als gevorderd door de advocaat-generaal, opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen.
Het hof acht, alles afwegende, een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
207 (tweehonderdzeven) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. F.M.D. Aardema en mr. A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van
mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 maart 2017.
mr. A.M. Ruige is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.