Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
De verwachting is dat de huidige C1000 onder AH-vlag, dankzij een goede match met het marktgebied, uiteindelijk het huidige omzetniveau moet kunnen evenaren. In eerste instantie moet echter rekening gehouden worden met een lichte daling van de omzet, doordat meer prijsgeoriënteerd publiek op zoek gaat naar alternatieven en vanwege assortimentsverschillen tussen de C1000 en AH formule.
In het licht van dit alles heeft [X] onvoldoende concreet duidelijk gemaakt dat en waarom de wijze waarop de omzetprognoses zijn berekend onjuist was en waarom de geprognotiseerde weekomzetten in de gegeven omstandigheden – mede in aanmerking genomen dat prognoses naar hun aard een mate van onzekerheid in zich bergen – niet reëel waren. [X] is zelf ook ervan uitgegaan dat de prognoses reëel waren en heeft geen omstandigheden gesteld die daarvoor een contra-indicatie vormden. Onder verwijzing naar verschillende gespreksverslagen en verklaringen heeft Albert Heijn daartoe gesteld dat [X] zich voor de overname al zag als de Albert Heijn van [plaats A] en dat [X] zelf verwachtte dat zij de huidige omzet (onder de C1000-formule) zonder problemen kon handhaven onder de nieuwe formule. De juistheid van deze gespreksverslagen en verklaringen heeft [X] onvoldoende gemotiveerd betwist.
naastde nadeelcompensatie op grond van artikel 6:230 BW wegens de door de rechtbank ondeugdelijk geoordeelde prognoses. Voor zover [X] echter zou betogen dat Albert Heijn haar verplichting tot bijstand en advies niet zou zijn nagekomen, op grond waarvan hij thans nakoming vordert, is dat standpunt in het licht van de uitgebreide en gemotiveerde betwisting door Albert Heijn onvoldoende onderbouwd, zodat de grief faalt.