ECLI:NL:GHAMS:2017:818

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2017
Publicatiedatum
17 maart 2017
Zaaknummer
200.198.745
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van verzoeken tot vaststelling van wanbeleid en onmiddellijke voorzieningen in ondernemingsrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, zijn partijen, na indiening van verzoeken tot vaststelling van wanbeleid en het treffen van onmiddellijke voorzieningen, tot een minnelijke regeling gekomen. De verzoeksters, Erwo Holding B.V. en Schoenaker Holding B.V., hebben hun verzoeken ingetrokken, waardoor zij niet-ontvankelijk zijn verklaard in deze verzoeken. De getroffen onmiddellijke voorzieningen worden met ingang van de uitspraak beëindigd. De Ondernemingskamer verwijst naar eerdere beschikkingen waarin een onderzoek naar het beleid van Schoenaker Holding was bevolen en waarin eerdere onmiddellijke voorzieningen waren getroffen. De beslissing om de verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren is genomen omdat partijen overeenstemming hebben bereikt, wat betekent dat verdere beoordeling van de verzoeken niet nodig is. De Ondernemingskamer heeft de beschikking uitgesproken op 10 maart 2017, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren, evenals de griffier.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummers: 200.198.745/01 en 02 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 10 maart 2017
in de zaak met zaaknummer 200.198.745/01 OK:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ERWO HOLDING B.V.,
gevestigd te Enter,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. M.W.E. Eversen
mr. J.L.M. Wonders, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHOENAKER HOLDING B.V.,
gevestigd te Enter,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HERTELO B.V.,
gevestigd te Enter,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. J.W. de Groot,
mr. M.V.A. Heutenen
mr. A.W. van der Veen,
allen kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
2. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR SCHOENAKER,
gevestigd te Enter,
BELANGHEBBENDE,
niet verschenen,
in de zaak met zaaknummer 200.198.745/02 OK:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHOENAKER HOLDING B.V.,
gevestigd te Enter,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. M.W.E. Eversen
mr. J.L.M. Wonders, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HERTELO B.V.,
gevestigd te Enter,
VERWEERSTER,
advocaten:
mr. J.W. de Groot,
mr. M.V.A. Heutenen
mr. A.W. van der Veen, allen kantoorhoudende te Amsterdam,
en tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ERWO HOLDING B.V.,
gevestigd te Enter,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. M.W.E. Eversen
mr. J.L.M. Wonders, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
en tegen
2. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR SCHOENAKER,
gevestigd te Enter,
BELANGHEBBENDE,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zullen partijen (ook) worden aangeduid als Erwo, Schoenaker Holding, Hertelo en STAK.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 22 september 2015, 28 september 2015, 29 februari 2016, 11 juli 2016, 7 oktober 2016 en 22 december 2016 in deze zaak (onder zaaknummer 200.168.900).
1.3
Bij de beschikkingen van 22 september 2015 en 28 september 2015 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Schoenaker Holding over de periode vanaf 28 september 2012, mr. G.T.M.J. Raaijmakers (hierna: de onderzoeker) benoemd teneinde het onderzoek te verrichten en bij wijze van onmiddellijke voorziening ing. G.J.A. van de Aast (hierna: Van de Aast) benoemd tot commissaris van Schoenaker Holding. Voor zover het enquêteverzoek zich tevens richtte tegen een vijftal dochtervennootschappen van Schoenaker Holding, is dit afgewezen.
1.4
Bij de beschikking van 11 juli 2016 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het verslag van de onderzoeker met de bijlagen ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.5
Bij de beschikking van 22 december 2016 heeft de Ondernemingskamer bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang Erwo en Hertelo geschorst als bestuurders van Schoenaker Holding, Van de Aast benoemd tot bestuurder van Schoenaker Holding, met gelijktijdige ontheffing van Van de Aast uit zijn functie van tijdelijk commissaris van Schoenaker Holding, en de door STAK gehouden aandelen in het kapitaal van Schoenaker Holding ten titel van beheer overgedragen aan Van de Aast.
1.6
Bij verzoekschrift (met producties), ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 9 september 2016, heeft Erwo de Ondernemingskamer verzocht vast te stellen dat sprake is geweest van wanbeleid van Schoenaker Holding en om bepaalde voorzieningen te treffen. Bij verzoekschrift van dezelfde datum heeft (mr. Evers namens) Schoenaker Holding verzocht Hertelo te veroordelen in de kosten van het onderzoek. Hertelo heeft bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 10 januari 2017, tegen beide verzoeken verweer gevoerd.
1.7
Bij brief van 21 februari 2017 heeft mr. Evers namens Erwo en – voor wat betreft het verzoek tot verhaal van de onderzoekskosten – Schoenaker Holding de Ondernemingskamer verzocht de procedure en de getroffen onmiddellijke voorzieningen te beëindigen aangezien partijen een minnelijke regeling zijn overeengekomen. Mr. Evers heeft daarbij bericht dat Erwo en Schoenaker Holding hun onder 1.6 vermelde verzoeken intrekken.
1.8
Bij e-mail van 21 februari 2017 heeft mr. Hendriks namens Hertelo eveneens verzocht tot beëindiging van de procedures. Van de Aast heeft bij e-mail van dezelfde datum de Ondernemingskamer bericht het verzoek te ondersteunen.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Nu partijen een minnelijke regeling hebben getroffen en Erwo op grond daarvan haar verzoek tot het vaststellen van wanbeleid en het treffen van voorzieningen heeft ingetrokken, behoeft dat verzoek geen verdere beoordeling meer en dient Erwo in haar verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ditzelfde geldt ook voor het verzoek van Schoenaker Holding ex artikel 2:354 BW tot verhaal van de onderzoekskosten. Ook Schoenaker Holding zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.
2.2
Het voorgaande brengt mee dat de bij de beschikkingen van 28 september 2015 en 23 december 2016 getroffen onmiddellijke voorzieningen moeten worden beëindigd. Gelet hierop zal de Ondernemingskamer deze onmiddellijke voorzieningen met ingang van heden en uitvoerbaar bij voorraad beëindigen.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verklaart Erwo en Schoenaker Holding niet ontvankelijk in hun verzoeken bedoeld onder 1.6 hiervoor;
beëindigt met ingang van heden de bij de beschikkingen van 28 september 2015 en 23 december 2016 getroffen onmiddellijke voorzieningen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en drs. P.G. Boumeester en drs. J.S.T. Tiemstra RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. H.H.J. Zevenhuijzen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 10 maart 2017.