Uitspraak
mrs. N. Vinkeen
S.E.L. van Kerkhof, kantoorhoudende te Eindhoven,
mr. A.E.T.M. van de Camp, kantoorhoudende te Eindhoven.
1.Het verloop van het geding
- verzoekster als [A] ;
- verweersters afzonderlijk als [B] en Janbe B.V. en gezamenlijk als [B] c.s.;
- [C] als [C] ;
- [D] als [D] .
2.De feiten
(…) het gebruik en genot van de hem in volle eigendom toebehorende onroerende zaken (…)”met een grondoppervlakte van 22.34.00 hectare.
(…) in gebruik en genot (..)” heeft. Daarnaast blijkt uit de (toelichting op de) jaarrekening van [C] dat 22.34.00 hectare grond op zijn balans is opgenomen onder de post “Materiele vaste activa”. Ten aanzien van [A] bevat het door de accountant uitgebrachte verslag uitsluitend een toelichting op haar jaarrekening, waarin over grond niets is opgenomen.
“(…) in gebruik en genot[zijn]
ingebracht in de maatschap (…)”.
“gebruik en genot” van onroerende zaken
“met een grootte van circa 0.52.50 hectare” alsmede dat [C] op 1 juli 2004 heeft ingebracht
“(…) het gebruik en genot (…)”van de cultuurgrond met een oppervlakte van circa 35.59.85 hectare.
(…) inbreng geschiedt op de voet van het bepaalde in artikel 3.65 Wet inkomstenbelasting 2001 en de in dat artikel bedoelde nader gestelde voorwaarden” (de zogenoemde fiscaal geruisloze inbreng).
(…) voorkoming van misverstanden, ook met de Belastingdienst (…)”, deze onjuistheden door middel van een vaststellingsovereenkomst te herstellen.
Door een onjuiste verwerking van de inbrengbeschrijving van de stille reserves op de tot het buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen van[ [C] ]
behorende onroerende zaken is[in de akte van inbreng]
de waarde van de inbreng van[ [C] en [A] ]
onjuist berekend”, aldus de considerans van die vaststellingsovereenkomst.
(…) tussen de vennootschap en[ [C] en [A] ]
bestaande betalingsverplichtingen worden verrekend in rekening-courant, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen en vastgelegd”. In artikel 4 van de overeenkomst is de kredietverlening in rekening-courant gemaximeerd op € 150.000. In artikel 5.2 van de overeenkomst is het rentepercentage bepaald op de depositorente van de Europese Centrale Bank per 1 januari van het betreffende jaar te vermeerderen met 2%.
(…) als niet tot stand gekomen dient te worden aangemerkt” omdat er bij [A] “
(…) geen sprake is geweest van een op dit rechtsgevolg (namelijk aanpassing van de waarden van de inbreng) gerichte wil (art. 3:33 BW). [ [C] ]
kan geen beroep doen op gerechtvaardigd vertrouwen in de zin van artikel 3:35 BW (…)”. Uit de verklaringen van [A] en [C] blijkt immers, aldus de rechtbank
, “(…) dat[ [C] ]
de overeenkomst onaangekondigd ter ondertekening aan[ [A] ]
op haar werk heeft voorgelegd met daarbij het verzoek om dit onmiddellijk te ondertekenen “om problemen met de belastingdienst te voorkomen”. Daaruit hoefde[ [A] ]
niet af te leiden dat het te ondertekenen stuk een veel verder gaande strekking had, namelijk tot aanpassing van de inbrengwaarden(…)
. Vast staat verder dat[ [A] ]
vanwege het onder tijdsdruk tekenen op haar werk feitelijk ook niet in staat is geweest om vooraf kennis te nemen van de inhoud van de overeenkomst. Bovendien erkent[ [C] ]
ook dat hij de inhoud van de overeenkomt niet vooraf met[ [A] ]
heeft besproken en dat[ [A] ]
mogelijk “niet wist waarvoor zij tekende”.Dit vonnis is bij arrest van 12 januari 2016 bekrachtigd door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. [A] noch [C] heeft tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
3.De gronden van de beslissing
- opname [C] van € 28.350;
- kosten Liessent Advocaten;
- kosten Remie FJA;
- kosten AEC Uden.