ECLI:NL:GHAMS:2017:624

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
23/000436-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van voorlopige hechtenis van verdachte in verband met onherroepelijke gevangenisstraf

In deze beschikking heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 maart 2017 geoordeeld over een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en thans verblijvende in [locatie], had een verzoekschrift ingediend dat op 9 februari 2017 bij het hof was binnengekomen. Dit verzoek was gericht op de schorsing van de voorlopige hechtenis, zodat de verdachte een onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf kon ondergaan. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2017.

Tijdens de behandeling in raadkamer heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.C. Reehuis, gehoord. Het hof heeft gelet op artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering en is van oordeel dat het uitzitten van de onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf in beginsel als alternatief kan dienen voor de voorlopige hechtenis. Het hof concludeert dat er geen contra-indicaties zijn die zich verzetten tegen de schorsing van de voorlopige hechtenis.

Het hof heeft besloten de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen, zodat hij de onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 23/005289-15 kan ondergaan. De schorsing is onder voorwaarden verleend, waaronder de verplichting om zich niet aan de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis te onttrekken en medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit. De beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in tegenwoordigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

23/000436-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop een verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans verblijvende in [locatie].

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft gezien de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte. Daarnaast heeft het hof kennisgenomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2017.
Voorts heeft het hof gezien het namens de verdachte ingediende verzoekschrift strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis, dat op 9 februari 2017 bij het hof is binnengekomen. Het verzoekschrift strekt tot schorsing van de voorlopige hechtenis teneinde een onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf te kunnen ondergaan.
Het hof heeft bij de behandeling in raadkamer op 1 maart 2017 gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.C. Reehuis.
Het hof heeft gelet op artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering.

De beoordeling

Het hof is van oordeel dat het uitzitten van een onherroepelijk aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf in beginsel als alternatief kan dienen voor voorlopige hechtenis en – behoudens contra-indicaties - een grond voor schorsing kan opleveren aangezien het ondergaan van een reeds opgelegde vrijheidsstraf een op dat moment voor de verdachte gunstiger vorm van vrijheidsbeneming is dan de voorlopige hechtenis.
Het hof acht termen aanwezig om de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen zodat de verdachte de thans onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 23/005289-15 kan ondergaan. Het hof gaat er hierbij vanuit dat nu er sprake is van een executie van die straf in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis detentiefasering niet zal plaatsvinden. Indien dit wel het geval is eindigt de schorsing van de voorlopige hechtenis op het moment van aanvang van de detentiefasering.

23.000436-17

De beslissing

Het hof:
WIJST TOE het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
SCHORST het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het moment van de tenuitvoerlegging van de door het gerechtshof Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/005289-15 opgelegde gevangenisstraf tot aan de dag dat zijn detentie vanwege het uitzitten van deze straf eindigt.
Zulks onder de voorwaarden dat de verdachte:
1. indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen, zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis zal onttrekken;
2. ingeval hij wegens het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
3. bij iedere oproeping vanwege een justitiële instantie in persoon zal verschijnen;
4. zich niet zal schuldig maken aan strafbare feiten;
5. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
Deze beschikking is gegeven op 1 maart 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. M.L. Leenaers en Y.M.J.I. Baauw – de Bruijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 1 maart 2017,
de advocaat-generaal