ECLI:NL:GHAMS:2017:615

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
13/846026-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van voorlopige hechtenis in verband met verdenking van grootschalige handel in illegaal vuurwerk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2017. De verdachte, geboren in 1995 en thans verblijvende in het huis van bewaring De IJssel te Krimpen aan den IJssel, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is van oordeel dat er ernstige bezwaren aanwezig zijn tegen de verdachte, met name in het licht van de verdenking van grootschalige en bedrijfsmatige handel in illegaal vuurwerk in georganiseerd verband. De omstandigheden in het dossier, waaronder het aangetroffen geld en goederen in de slaapkamer van de verdachte, wijzen op een mogelijke zelfstandige rol van de verdachte in deze criminele activiteiten. Het hof concludeert dat er een reëel risico bestaat dat de verdachte na invrijheidsstelling opnieuw een misdrijf zal begaan dat de gezondheid of veiligheid van anderen in gevaar kan brengen.

Het hof heeft ook overwogen dat, hoewel de persoonlijke belangen van de verdachte naarmate de tijd vordert zwaarder kunnen wegen, deze situatie zich op dit moment nog niet voordoet. Er is geen deugdelijke onderbouwing van de gestelde persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen en het beroep tegen de bestreden beschikking verworpen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Uitspraak

13/846026-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2017, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2017, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. [naam].

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Gelet op de inhoud van het dossier acht het hof voor alle drie op de vordering inbewaringstelling genoemde feiten de ernstige bezwaren aanwezig, in het bijzonder gelet op het bij de verdachte in zijn slaapkamer aangetroffen geld en de goederen.
Het hof is van oordeel dat, gelet op het feit dat het gaat om de verdenking van grootschalige en bedrijfsmatige handel in illegaal vuurwerk in georganiseerd verband, gedurende een langere periode, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte na invrijheidsstelling een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht. In het dossier bevinden zich aanwijzingen dat de verdachte hierin mogelijk ook een zelfstandige rol heeft vervuld (zie het proces-verbaal van bevindingen p. 272 e.v.).
Het hof is van oordeel dat een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv zich thans niet voordoet.
In zijn algemeenheid geldt dat naarmate de tijd voortschrijdt en er nog geen zicht is op een datum voor de inhoudelijke behandeling van een zaak, de persoonlijke belangen van een verdachte, afgezet tegen de belangen van strafvordering, zwaarder gaan wegen. Deze situatie doet zich nu nog niet voor. Bovendien ontbreekt een deugdelijke onderbouwing van de gestelde persoonlijke omstandigheden. Om die reden wijst het hof het mondeling gedane verzoek tot schorsing af.
13/846026-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 1 maart 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink , voorzitter,
mrs. M.L. Leenaers en Y.M.J.I. Baauw - de Bruijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 1 maart 2017,
de advocaat-generaal