ECLI:NL:GHAMS:2017:613

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
13/730007-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en beoordeling van ernstige bezwaren in een strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 maart 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2017. De rechtbank had de vordering tot gevangenhouding van de verdachte afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de verklaringen van de betrokken partijen, waaronder de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte met betrekking tot een poging tot doodslag, die zou hebben plaatsgevonden in een uitgaansgelegenheid. De verklaringen van de aangevers over het geweld dat hen is aangedaan, worden ondersteund door camerabeelden. Het hof heeft geconcludeerd dat er een ernstig gevaar voor herhaling is, maar dat het enkele feit dat de verdachte mogelijk lid is van een motorclub niet voldoende is om recidive aan te nemen.

De advocaat-generaal heeft betoogd dat er sprake is van collusiegevaar, omdat er nog een verdachte moet worden aangehouden en een andere verdachte recent is aangehouden. Het hof heeft geoordeeld dat de voorlopige hechtenis noodzakelijk is om de waarheid aan het licht te brengen. De vordering tot gevangenhouding voor de duur van 90 dagen is toegewezen, terwijl het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen. De beschikking is op 1 maart 2017 gegeven in raadkamer.

Uitspraak

13/730007-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep van de officier van justitie in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende te [adres],
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2017, houdende afwijzing van de vordering tot de gevangenhouding van de verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 15 februari 2017, waarbij door de officier van justitie hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en zijn raadsman mr. [naam 1].

De beoordeling

Het hof verenigt zich niet met de beschikking waarvan beroep.
De verklaringen van aangevers over het op hen toegepaste geweld (schoppen tegen het hoofd, slaan met een longdrinkglas op het hoofd) worden door de beschrijving van de camerabeelden (p. 44 e.v. en p. 61 e.v.) ondersteund. Uit de beelden blijkt dat meerdere personen geweld toepassen en ook blijkt uit de beelden dat beide slachtoffers worden vastgehouden terwijl geweld op hen wordt toegepast. Gelet hierop neemt het hof ernstige bezwaren aan voor het in vereniging plegen van poging tot doodslag.
Het hof overweegt dat er ernstige bezwaren zijn voor betrokkenheid van verdachte bij een poging doodslag in een uitgaansgelegenheid. Van dat geweld zijn meerdere omstanders getuige geweest, die blijkens hun verklaringen geschokt waren door het toegepaste geweld. De ervaring leert dat als personen die verdacht worden van dergelijke feiten worden vrijgelaten, dit maatschappelijke onrust veroorzaakt. De omstandigheid dat de verdachte pas na enkele weken is aangehouden maakt dat niet anders. Het hof legt dan ook de 12-jaarsgrond (geschokte rechtsorde) aan de voorlopige hechtenis ten grondslag.
Gelet op het ontbreken van geweldsdocumentatie acht het hof het gevaar voor herhaling, in die zin dat er sprake is van een ernstige vrees dat de verdachte zich schuldig zal maken aan een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld of dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht, niet aanwezig. Het enkele feit dat verdachte wellicht lid is van een motorclub als [naam 2] is onvoldoende voor het aannemen van recidive.
13/730007-17
De advocaat-generaal heeft in raadkamer aangevoerd dat – ook al is verdachte al op vrije voeten geweest – juist nu sprake is van collusiegevaar omdat in elk geval nog een verdachte moet worden aangehouden en een andere verdachte zeer recent is aangehouden. Daarnaast moeten de verdachten worden geconfronteerd met de camerabeelden en met de verklaringen die tot op heden zijn afgelegd en nog zullen worden afgelegd, aldus de advocaat-generaal.
Daarmee heeft de advocaat-generaal voldoende aannemelijk gemaakt dat de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is voor het, anders dan door verklaringen van verdachte, aan de dag brengen van de waarheid.
Het hof ziet geen aanleiding de duur van het bevel gevangenhouding te beperken tot dertig dagen en zal de (primair) gevorderde gevangenhouding van negentig dagen toewijzen.
Met betrekking tot het namens de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing overweegt het hof dat er sprake is van een zeer ernstig feit en een geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Daarvan is niet gebleken. Om die reden zal het hof dit verzoek afwijzen.

De beslissing

Het hof:
VERNIETIGT de beschikking waarvan beroep.
WIJST TOE de vordering tot de gevangenhouding van de verdachte voor de duur van 90 dagen.
WIJST AF het mondeling gedane schorsingsverzoek.
Deze beschikking is gegeven op 1 maart 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. M.L. Leenaers en Y.M.J.I. Baauw - de Bruijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 1 maart 2017,
de advocaat-generaal