ECLI:NL:GHAMS:2017:579

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
27 februari 2017
Zaaknummer
23-001445-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen opzetheling en diefstal van fietsen en speelgoed

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van opzetheling en diefstal van verschillende fietsen en een speelgoedknuffel. De tenlastelegging omvatte onder andere het verwerven en voorhanden hebben van een gestolen fiets (merk Batavus Nova Versa) en een elektrische fiets (Gazelle Easy Glider), alsook de diefstal van een lokfiets van de politie en een knuffel van winkelbedrijf Albert Heijn. Het hof oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zelf de fiets had gestolen, maar dat zij wel wetenschap had van de strafbare herkomst van de fiets op het moment dat zij deze voorhanden kreeg. Het hof sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte het medeplegen van opzetheling en de diefstal van de lokfiets en de knuffel wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 80 dagen, waarvan 65 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder opname in een kliniek en toezicht door de reclassering. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar verslaving aan verdovende middelen en eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten.

Uitspraak

parketnummer: 23-001445-16
datum uitspraak: 21 februari 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701379-15 en 13-701715-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 29 april 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. primair:
zij op of omstreeks 26 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (merk Batavus Nova Versa), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s) waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/ hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door het hangslot behorende bij voornoemde fiets te verbreken en/of te forceren;
1. subsidiair:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 februari 2015 tot en met 27 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een fiets (merk Batavus Nova Versa) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2 primair:
zij op of omstreeks 07 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (elektrische) fiets (Gazelle Easy Glider) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2 subsidiair:
zij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 18 september 2012 tot en met 7 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een (elektrische) fiets (Gazelle Easy Glider), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte /of zijn mededader(s) en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) als vinder(s) en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had(den)), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
3:
zij op of omstreeks 15 augustus 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (lok)fiets, geheel of ten dele toebehorende aan politie Eenheid Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte, waarbij zij, verdachte, zich de toegang tot die/dat weg te nemen (lok)fiets heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen (lok)fiets onder haar bereik heeft gebracht door het slot van die fiets te verbreken en/of te forceren, in elk geval door middel van braak en/of verbreking;
4:
zij op of omstreeks 29 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (speelgoed)knuffel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging feit 1 subsidiair

Uit het dossier blijkt dat de fiets van het merk Batavus Nova Versa op 26 februari 2015 tussen 8.30 en 18.00 uur is gestolen. Op de dag van de diefstal, om 19.10 uur, is de fiets door adverteerder ‘[medeverdachte]’ met telefoonnummer [nummer] op de website Marktplaats.nl te koop aangeboden. Dit telefoonnummer is in het politiesysteem BVH gekoppeld aan de medeverdachte, verdachtes vriend [medeverdachte]. De aangever [slachtoffer 2] heeft zijn fiets in deze advertentie op Marktplaats herkend en heeft digitaal aangifte gedaan. Hij heeft via Marktplaats contact gehad met de adverteerder en heeft een tijdstip voorgesteld om de fiets te kopen. Via voormeld telefoonnummer kreeg hij contact met een Nederlands sprekende man, die als zijn adres opgaf [adres] te Amsterdam, het adres van zowel de verdachte als haar vriend, de medeverdachte. [slachtoffer 2] heeft met hem een afspraak gemaakt over de overdracht van de fiets. [slachtoffer 2] heeft vervolgens nog een keer gebeld en kreeg toen een vrouw te spreken. Hij sprak met haar, in de buurt van het adres [adres], op station Holendrecht af. Ongeveer tien minuten later kwam de verdachte op de bewuste fiets aanrijden. Zij is toen aangehouden. De medeverdachte fietste kort daarna langs en is ook aangehouden.
Op basis van de inhoud van het dossier laat zich niet vaststellen dat het de verdachte zelf is geweest die de fiets, al dan niet samen met een ander, heeft gestolen. Dat acht het hof dan ook niet aannemelijk geworden. Wel is op basis van het dossier vast te stellen dat de verdachte nauw betrokken is geweest bij de verkoop van deze fiets, die zij tezamen en in vereniging met haar vriend voorhanden heeft gehad. Dat leidt het hof hieruit af:
- de in de advertentie vermelde voornaam komt overeen met die van de medeverdachte,
- het in de advertentie vermelde telefoonnummer kan worden gekoppeld aan de medeverdachte,
- de aangever heeft via dat nummer een manspersoon aan de lijn gekregen, die klaarblijkelijk wist van de via Marktplaats aangeboden fiets, en met wie de aangever een afspraak heeft gemaakt voor de overdracht, terwijl deze manspersoon als zijn adres het adres van de verdachte en de medeverdachte opgaf;
- de aangever heeft vervolgens via hetzelfde telefoonnummer een vrouw aan de lijn gekregen en daarmee de afspraak gemaakt elkaar op station Holendrecht te treffen; en
- de verdachte kwam tien minuten later met de fiets aanrijden en beschikte op dat moment over een telefoon met voornoemd nummer van de medeverdachte, terwijl de medeverdachte zich ten tijde van de overdracht van de fiets in de onmiddellijke nabijheid bevond.
Aldus is genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte en haar vriend de fiets voorhanden hebben gekregen op de dag dat die is gestolen en vervolgens te koop hebben gezet. Dat de verdachte (en haar medeverdachte) geen enkele, de redengevendheid van die omstandigheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, brengt het hof tot het oordeel dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed was.
Daar komt bij dat de verdachte en haar vriend beiden verslaafd zijn aan verdovende middelen en zij, zoals uit de bewezenverklaring voor het overige blijkt, kennelijk althans gedeeltelijk in haar financiële behoeften voorziet door het plegen van vermogensdelicten met betrekking tot fietsen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair:
zij in de periode van 26 februari 2015 tot en met 27 februari 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een fiets (merk Batavus Nova Versa) voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het voorhanden krijgen wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3:
zij op 15 augustus 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een lokfiets, toebehorende aan politie Eenheid Amsterdam, waarbij zij, verdachte, die weg te nemen lokfiets onder haar bereik heeft gebracht door het slot van die fiets te verbreken;
4:
zij op 29 december 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een speelgoedknuffel, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en onder de algemene en bijzondere voorwaarden in het vonnis vervat.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen waarvan 85 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en onder dezelfde voorwaarden als door de rechtbank gesteld, waaronder een klinische opname in kliniek [naam].
De raadsman heeft het volgende aangevoerd.
De verdachte is in augustus, op grond van een voorlopige machtiging om haar in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen, opgenomen geweest in een kliniek. Per 2 februari 2017 is een voorwaardelijke machtiging ingegaan. De verdachte heeft nog duidelijker afspraken gemaakt met Domus+ en deze zijn in haar behandelplan opgenomen. Er wordt gekeken, binnen de voorwaarden, naar een klinische opname in [naam] voor de duur van zes maanden, hetgeen in de onderhavige strafzaak in eerste aanleg ook als bijzondere voorwaarde was gesteld. Door opname in een kliniek kan de verdachte haar woonrechten bij Domus+ behouden.
De raadsman heeft het hof verzocht rekening te houden met de beperkte geestvermogens van de verdachte. Hij heeft oplegging verzocht van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen en, gelet op de geringe ernst van de feiten, een voorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van een fiets. Heling bevordert het plegen van vermogensdelicten nu hierdoor voor de daders van die delicten een afzetmogelijkheid wordt geschapen voor de met hun misdrijven verkregen goederen. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal met braak van een lokfiets en aan de diefstal van een stuk speelgoed. Door aldus te handelen heeft zij een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de benadeelden. Daarnaast veroorzaken feiten als de onderhavige veel overlast. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 januari 2017 is zij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in haar nadeel weegt.
Het hof heeft bij de strafoplegging, ten voordele van de verdachte, acht geslagen op de abominabele persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Voorts heeft het hof acht geslagen op de door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde stukken, te weten een voorlopige machtiging tot opname van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis van de rechtbank Amsterdam van 1 augustus 2016, een voorwaardelijke machtiging tot opname van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2017, een tweetal behandelingsplannen in het kader van de voorwaardelijke machtiging van respectievelijk 16 december 2016 en 20 januari 2017, een brief Ontslag onder voorwaarden bij Rechterlijke machtiging van 31 augustus 2016 en de met verdachte gemaakte afspraken in het kader van het RM-traject van januari 2017.
Het hof acht het van groot belang, zowel vanuit oogpunt van recidivebeperking als met het oog op het welzijn van de verdachte, dat de verdachte zich onder toezicht van Inforsa stelt en zich in [naam] of een soortgelijke intramurale instelling laat opnemen. Gelet hierop acht het hof het niet passend om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van langere duur dan de duur van het voorarrest.
Het hof acht, alles afwegende, een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur onder de hierna te noemen algemene en bijzondere voorwaarden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de Politierechter te Amsterdam van 23 april 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
De raadsman heeft het hof verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, subsidiair in een werkstraf om te zetten.
Het hof acht het, op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken zoals hiervoor kort vermeld, niet opportuun om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten. De vordering tot tenuitvoerlegging zal dan ook worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
80 (tachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
65 (vijfenzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder toezicht zal stellen van de reclassering Inforsa en zich naar de door of namens de reclassering te geven aanwijzingen zal gedragen, zolang de reclassering Inforsa dit nodig acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich voor de duur van maximaal 6 (zes) maanden of zoveel korter als de reclassering Inforsa verantwoord acht, zal laten opnemen in [naam], althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan de reclassering Inforsa tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 10 maart 2015, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam van 23 april 2014, parketnummer 13-701715-14, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. C.N. Dalebout en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 februari 2017.
Mr. C.N. Dalebout is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.