ECLI:NL:GHAMS:2017:578

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
27 februari 2017
Zaaknummer
23-001400-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen opzetheling en mishandeling van een ambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van meerdere feiten, waaronder medeplegen van opzetheling van een fiets en mishandeling van een ambtenaar. De feiten vonden plaats in Amsterdam, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte op 26 februari 2015 een fiets (merk Batavus Nova Versa) voorhanden hadden, terwijl zij wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdachte werd ook beschuldigd van het verwerven en voorhanden hebben van andere fietsen, waaronder een Gazelle Easy Glider en een Juncker Impala, die eveneens als gestolen werden beschouwd. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de fiets zelf had gestolen, maar dat hij wel betrokken was bij de verkoop ervan. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het mishandelen van een politieambtenaar, waarbij hij deze in de arm beet tijdens zijn aanhouding. Het hof sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte hem wel schuldig aan de bewezenverklaarde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 92 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten, en legde ook een schadevergoeding op aan de benadeelde partij, de politieambtenaar.

Uitspraak

parketnummer: 23-001400-16
datum uitspraak: 21 februari 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701380-15 en 13-676808-11 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 26 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (merk Batavus Nova Versa), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/ hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door het hangslot behorende bij voornoemde fiets te verbreken en/of te forceren;
1. subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 februari 2015 tot en met 27 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een fiets (merk Batavus Nova Versa) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2 primair:
hij op of omstreeks 07 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (elektrische) fiets (Gazelle Easy Glider) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2 subsidiair:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 18 september 2012 tot en met 7 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een (elektrische) fiets (Gazelle Easy Glider) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte /of zijn mededader(s) en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) als vinder(s) en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had(den)), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
2 meer subsidiair:
hij of omstreeks de periode van 18 september 2012 tot en met 7 juli 2015 te Amsterdam of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een (elektrische) fiets (Gazelle Easy Glider), in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of diens mededader(s);
3:
hij op of omstreeks 07 juli 2015 te Amsterdam, een ambtenaar, [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door hem in de arm te bijten;
4 primair:
hij op of omstreeks 11 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets (Juncker Impala) heeft verworven en/of overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of overdracht en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4 subsidiair:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 11 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een fiets (Juncker Impala), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een tot op heden onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte als vinder en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4 meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 15 september 2015 te Amsterdam of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een fiets (Juncker Impala), in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of diens mededader(s).

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair, 4 primair en 4 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bespreking van een ten aanzien van feit 1 subsidiair gevoerd verweer

De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 subsidiair vrijspraak bepleit. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte deze fiets voorhanden heeft gehad of heeft verworven, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de fiets van het merk Batavus Nova Versa op 26 februari 2015 tussen 8.30 en 18.00 uur is gestolen. Op de dag van de diefstal, om 19.10 uur, is de fiets door adverteerder ‘[verdachte]’ met telefoonnummer [nummer] op de website Marktplaats.nl te koop aangeboden. Dit telefoonnummer is in het politiesysteem BVH gekoppeld aan de verdachte. De aangever [slachtoffer 2] heeft zijn fiets in deze advertentie op Marktplaats herkend en heeft digitaal aangifte gedaan. Hij heeft via Marktplaats contact gehad met de adverteerder en heeft een tijdstip voorgesteld om de fiets te kopen. Via voormeld telefoonnummer kreeg hij contact met een Nederlands sprekende man, die als zijn adres opgaf [adres] te Amsterdam, het adres van zowel de verdachte als zijn vriendin de medeverdachte. [slachtoffer 2] heeft met hem een afspraak gemaakt over de overdracht van de fiets. [slachtoffer 2] heeft vervolgens nog een keer gebeld en kreeg toen een vrouw te spreken. Hij sprak met haar, in de buurt van het adres [adres], op station Holendrecht af. Ongeveer tien minuten later kwam de vriendin van de verdachte, [medeverdachte], op de bewuste fiets aan. Zij is toen aangehouden. De verdachte fietste kort daarna langs en is ook aangehouden.
Op basis van de inhoud van het dossier laat zich niet vaststellen dat het de verdachte zelf is geweest die de fiets, al dan niet samen met een ander, heeft gestolen. Dat acht het hof dan ook niet aannemelijk geworden. Wel is op basis van het dossier vast te stellen dat de verdachte nauw betrokken is geweest bij de verkoop van deze fiets, die hij tezamen en in vereniging met zijn vriendin voorhanden heeft gehad. Dat leidt het hof hieruit af:
- de in de advertentie vermelde voornaam komt overeen met die van de verdachte,
- het in de advertentie vermelde telefoonnummer kan worden gekoppeld aan de verdachte,
- de aangever heeft via dat nummer een manspersoon aan de lijn gekregen, die klaarblijkelijk wist van de via Marktplaats aangeboden fiets, en met wie de aangever een afspraak heeft gemaakt voor de overdracht, terwijl deze manspersoon als zijn adres het adres van de verdachte opgaf; en
- de verdachte bevond zich ten tijde van de overdracht van de fiets door zijn vriendin, in de onmiddellijke nabijheid. Zijn vriendin beschikte op dat moment over een telefoon met voornoemd nummer van de verdachte.
In het licht van een en ander, in onderlinge samenhang beschouwd, acht het hof niet aannemelijk dat de manspersoon die de aangever aanvankelijk te spreken kreeg iemand anders is geweest dan de verdachte.
Aldus is komen vast te staan dat de verdachte en zijn vriendin de fiets voorhanden hebben gekregen op de dag dat die is gestolen. Dat de verdachte (en zijn medeverdachte) geen enkele, de redengevendheid van die omstandigheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, brengt het hof tot het oordeel dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed was. Daar komt bij dat de verdachte en zijn vriendin beiden verslaafd zijn aan verdovende middelen en hij, zoals uit de overige bewezen verklaarde feiten blijkt, kennelijk althans gedeeltelijk in zijn financiële behoeften voorziet door het plegen van vermogensdelicten met betrekking tot fietsen.

Bespreking van een ten aanzien van feit 3 gevoerd verweer

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Uitgaande van de verklaring van de verdachte komt hem een geslaagd beroep op noodweer toe. Van die verklaring moet worden uitgegaan en niet van die van verbalisant [verbalisant 2]. De verklaring van verbalisant [verbalisant 2], ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegd, dat hij de verdachte met zijn vuist heeft geslagen omdat de verdachte naar zijn pepperspray zou hebben gegrepen, komt niet overeen met de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] dat de verdachte naar de koppel – en dus de riem – van [verbalisant 2] zou hebben gegrepen. Daarnaast komt de verklaring van [verbalisant 2] niet overeen met de foto’s in het dossier waaruit blijkt dat er meer dan één keer moet zijn geslagen (gelet op het letsel aan oog én neus bij de verdachte). [verbalisant 2] is in deze zaak geen onafhankelijke en onpartijdige verbalisant maar een civiele procespartij en de kans van slagen van zijn vordering is afhankelijk van de inhoud van zijn verklaring. Daarnaast was hij emotioneel betrokken bij het voorval, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] zoals ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegd, heeft hij de verdachte met de vuist geslagen omdat de verdachte greep naar zijn koppel, waaraan de pepperspray hing. Het hof ziet geen aanleiding aan de verklaring van [verbalisant 2] te twijfelen, te minder nu deze steun vindt in de waarnemingen van de verbalisant [verbalisant 1] inhoudende dat de verdachte naar de koppel van [verbalisant 2] greep (proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 1] van 8 juli 2015). Zelfs als wordt uitgegaan van de lezing van de verdachte dat hij de verbalisant als reactie op het slaan heeft gebeten, slaagt het beroep op noodweer niet, omdat het slaan door [verbalisant 2] rechtmatig handelen betrof om te voorkomen dat de verdachte zijn pepperspray kon pakken, en dus geen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding betreft waartegen verdediging noodzakelijk was. Het verweer wordt verworpen.

Bewijsoverweging feit 4

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat hij deze fiets als barrel heeft gevonden en opgeknapt heeft. Hij heeft hieraan toegevoegd dat hij dacht dat de eigenaar van deze fiets afstand had gedaan.
Het hof acht niet aannemelijk dat deze fiets als barrel is achtergelaten en door de verdachte is opgeknapt, nu de verdachte deze blote stelling op geen enkele controleerbare wijze nader heeft onderbouwd. Het hof is voorts van oordeel dat de staat waarin deze fiets verkeerde, gezien de daarvan gemaakte en door het hof waargenomen foto’s alsmede de waarneming van verbalisant [verbalisant 3] zoals blijkt uit diens verhoor van de verdachte (‘Ik heb de fiets gezien. Het is een nieuwe fiets’), geenszins de gedachte rechtvaardigt dat van deze fiets door de eigenaar vrijwillig afstand zou zijn gedaan, zodat de fiets een zogenaamde
res nulliusbetrof. Dat heeft de verdachte in redelijkheid ook niet kunnen denken op het moment waarop hij zich deze fiets toe-eigende.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 en 4 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
subsidiair:
hij in de periode van 26 februari 2015 tot en met 27 februari 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een fiets (merk Batavus Nova Versa) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2 meer subsidiair:
hij in de periode van 18 september 2012 tot en met 7 juli 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets Gazelle Easy Glider, toebehorende aan een ander dan aan verdachte;
3:
hij op 7 juli 2015 te Amsterdam, een ambtenaar, [verbalisant 2], hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door hem in de arm te bijten;
4 meer subsidiair:
hij in de periode van 1 juni 2015 tot en met 15 september 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, Juncker Impala, toebehorende aan een ander dan aan verdachte.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 en 4 meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 en 4 meer subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.
Het onder 2 meer subsidiair en 4 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
telkens:
diefstal.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 en 4 meer subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 en 4 meer subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen waarvan 92 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft het hof verzocht een gevangenisstraf op te leggen met een onvoorwaardelijk deel voor de duur van maximaal 8 dagen, en een voorwaardelijk deel van kortere duur dan de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van een fiets. Heling bevordert het plegen van vermogensdelicten nu hierdoor voor de daders van die delicten een afzetmogelijkheid wordt geschapen voor de met hun misdrijven verkregen goederen. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen van een fiets. Door aldus te handelen heeft hij een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de benadeelden. Daarnaast heeft hij een politieambtenaar mishandeld door hem in zijn arm te bijten, toen deze hem had aangehouden en de verdachte zich daaraan probeerde te ontworstelen. Door aldus te handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Dit acht het hof temeer kwalijk nu de betreffende politieambtenaar werkzaam was in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 januari 2017 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof heeft bij de strafoplegging, ten voordele van de verdachte, echter acht geslagen op de abominabele persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de pogingen die worden ondernomen zijn leven weer op de rails te krijgen, zoals ter terechtzitting besproken. Het feit dat de verdachte het risico loopt zijn verblijfplaats bij Domus+ kwijt te raken indien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur zou worden opgelegd, is daarbij een zwaarwegende factor. Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vrij lange duur passend en geboden. Het voorwaardelijk deel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Voor een voorwaardelijk deel van kortere duur zoals door de raadsman bepleit, is gelet op de ernst en het aantal van de bewezen verklaarde feiten, geen plaats.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof ten aanzien van het beslag dezelfde beslissing als de rechtbank zal nemen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag aan het oordeel van het hof gerefereerd.
Het hof overweegt als volgt.
De op de beslaglijst onder nummer 1 tot en met 12 vermelde goederen zijn in beslag genomen onder de verdachte bij zijn aanhouding ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit en niet teruggegeven. Deze goederen, die door het hof als een gezamenlijkheid van voorwerpen worden beschouwd, behoren aan de verdachte toe en zijn – als gezamenlijkheid – bestemd tot het plegen van het misdrijf, te weten de diefstal van fietsen. Deze gezamenlijkheid van voorwerpen zal daarom worden verbeurd verklaard.
De op de beslaglijst onder nummer 13 vermelde in beslag genomen en niet teruggegeven fietstas zal aan de verdachte worden teruggegeven.
Het op de beslaglijst onder nummer 1 vermelde in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag behoort aan de verdachte toe. Het zal worden verbeurd verklaard aangezien het uit de baten van het onder 4 meer subsidiair bewezen verklaarde is verkregen.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 200,00 te vermeerderen met de executiekosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde conform de beslissing van de rechtbank integraal zal toewijzen en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De raadsman heeft het hof verzocht de benadeelde partij, in verband met de door hem bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 63, 300, 304, 310 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg de tenuitvoerlegging gevorderd van
(naar het hof begrijpt: het resterende deel van)de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Amsterdam van 17 mei 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot afwijzing van deze vordering.
De raadsman heeft het hof verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging ofwel in een werkstraf om te zetten ofwel af te wijzen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht het, op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waaronder de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het risico dat hij zijn verblijfrechten bij Domus+ bij een detentie verliest, niet opportuun om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten. De vordering tot tenuitvoerlegging zal dan ook worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair, 4 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 en 4 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 en 4 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
100 (honderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
92 (tweeënnegentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1) 1.00 STK Gereedschap 5008993;
- 2) 5.00 STK Schroevendraaier 5009456;
- 3) 1.00 STK Zaag 5009457;
- 4) 10.00 STK Steeksleutel 5009458;
- 5) 4.00 STK Waterpomptang 5009459;
- 6) 1.00 STK zadelpen 5009463;
- 7) 6.00 STK Knijptang 4009465;
- 8) 2.00 STK Imbussleutelset 5009467;
- 9) 1.00 DS doosje met 4 doppen 5009471;
- 10) 1.00 STK Slot Kl: zwart ketting 5009000;
- 11) 2. STK Sleutel AXA EN ABUS 5009002;
- 12) 3.00 STK Sleutel 5009003;
- 1) Geld 50 Euro 5045227.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 13) 1.00 STK Fietstas Kl: groen 5009004.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 2] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 200,00 (tweehonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 2], ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 10 maart 2015, strekkende tot tenuitvoerlegging van het resterende deel van de bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 17 mei 2012, parketnummer 13-676808-11, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. C.N. Dalebout en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 februari 2017.
Mr. Dalebout is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.