ECLI:NL:GHAMS:2017:5665
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in de medewerking
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellante. Appellante, die zich arbeidsongeschikt achtte, had nagelaten om na de ontheffing van het UWV zich te laten herkeuren, waardoor de inspanningsverplichting op haar bleef rusten. De rechtbank Noord-Holland had op 3 oktober 2017 de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd, wat appellante in hoger beroep aanvecht.
Tijdens de zitting op 21 november 2017 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. C.C.W. Plaat, haar standpunt toegelicht. De bewindvoerder, L. Sterenborg, was ook aanwezig en heeft de argumenten van appellante weerlegd. Het hof heeft vastgesteld dat appellante niet voldoende heeft voldaan aan haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, met name de sollicitatieverplichting. Ondanks dat appellante door het UWV arbeidsgeschikt was bevonden, heeft zij verzuimd om aantoonbaar te solliciteren na de beëindiging van haar tijdelijke vrijstelling.
Het hof oordeelt dat de tekortkomingen van appellante in de nakoming van haar verplichtingen ernstig en verwijtbaar zijn. De communicatieproblemen met de bewindvoerder zijn niet aan deze laatste te wijten, en appellante heeft niet aangetoond dat haar tekortkomingen niet aan haar kunnen worden toegerekend. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank, waarmee de schuldsaneringsregeling van appellante tussentijds is beëindigd.