In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt. De rechtbank had de veroordeelde op 12 maart 2014 verplicht tot betaling van een bedrag van € 35.246,46 aan de Staat. De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde samen met medeverdachten betrokken was bij een hennepkwekerij in Zandvoort, waar in totaal 768 hennepplanten werden aangetroffen. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een verplichting tot betaling van € 43.647,00 aan de Staat. De verdediging stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel lager zou moeten worden vastgesteld. Het hof heeft de vorderingen van de verdediging verworpen en vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit de hennepteelt. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 15.000,00, waarbij het hof de redelijke termijnoverschrijding niet heeft gecompenseerd in de vaststelling van het bedrag. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.