In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1981, was aangeklaagd voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor het telen en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten en henneptoppen. De tenlastelegging betrof een hoeveelheid van ongeveer 6.7 kilo henneptoppen en 336 hennepplanten, die op 22 november 2015 in Zaandam zijn aangetroffen.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 180 uren geëist. Het hof heeft deze straffen opgelegd, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schulden en zijn recente huwelijk. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, en heeft de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren en een taakstraf van 180 uren veroordeeld, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.