ECLI:NL:GHAMS:2017:5613

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
13 april 2018
Zaaknummer
23-004078-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk in voorraad hebben van vals merk schoenen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk in voorraad hebben van 240 paar schoenen die valselijk waren voorzien van een merknaam. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 25 november 2015 te Schagen, waar de verdachte de schoenen had gekocht van een onbekende verkoper zonder enige legitimatie. Het hof oordeelde dat de verdachte, door de omstandigheden waaronder hij de schoenen had aangeschaft, bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat de schoenen vals waren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan het ten laste gelegde feit. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 2.153,00 en 31 dagen hechtenis. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en het strafblad van de verdachte, die eerder met soortgelijke feiten in aanraking was gekomen. De op te leggen straf was gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004078-16
datum uitspraak: 24 mei 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-040025-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 november 2015 te Schagen, althans in Nederland, opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, te weten 240 paar sportschoenen voorzien van het merk [naam], heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop aangeboden, afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat – gelet op de verklaring van de verdachte – niet is komen vast te staan dat de verdachte opzet heeft gehad op de merkvalsheid van de schoenen.
Het hof overweegt, uitgaande van het bewijs dat zich in het dossier bevindt en de verklaring die de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg heeft afgelegd, het volgende. De verdachte heeft op 25 november 2015 tweehonderdveertig (240) paar schoenen gekocht met opdruk en uiterlijke kenmerken van het merk [naam] en vervoerde deze die dag – per paar afzonderlijk verpakt in een doos – in een bus die hij hiervoor had gehuurd. Daarmee staat vast dat hij deze schoenen bij zijn aanhouding toen aldaar opzettelijk in voorraad had. Met betrekking tot de aankoop van de schoenen heeft de verdachte verklaard dat hij de schoenen uit een faillissement heeft gekocht van iemand. De verdachte heeft hiertoe met de verkoper telefonisch een afspraak gemaakt en de partij schoenen in ontvangst genomen ergens in de Bijlmer. Het adres kan hij zich niet herinneren. De verkoper was voor de verdachte een onbekende en heeft zich niet gelegitimeerd. Evenmin heeft de verdachte naar een legitimatie gevraagd. De verkoper heeft de verdachte medegedeeld dat hij een sportzaak had gehad die failliet was gegaan. De verdachte heeft enkele dozen geopend en de schoenen bekeken. De verdachte heeft per paar schoenen circa € 25,- betaald, in totaal voor de gehele partij circa € 5.000,- in contanten. Hij heeft voor die betaling geen bonnetje ontvangen, noch hierom gevraagd.
Het hof is van oordeel dat de verdachte door het kopen van een onbekend persoon – zonder dat hij van die onbekende enige legitimatie verlangt – van een grote partij nieuwe schoenen met opdruk en uiterlijke kenmerken van het merk [naam], per paar verpakt in de originele verpakking, door de levering te laten plaatsvinden ergens op straat en door voor die partij schoenen circa € 5.000,- in contanten te betalen zonder dat hiervoor een kwitantie wordt verstrekt, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de schoenen, zoals is komen vast te staan, vals waren. In zoverre was bij de verdachte in elk geval voorwaardelijk opzet aanwezig op de valsheid van de schoenen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 november 2015 te Schagen, opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, te weten 240 paar sportschoenen voorzien van het merk [naam], in voorraad heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk binnen Nederland waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, in voorraad hebben.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 2.154,00 subsidiair 31 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft inbreuk gemaakt op het merkenrecht van een ander door opzettelijk 240 paar schoenen, die valselijk waren voorzien van de merknaam [naam], in voorraad te hebben. Dat schaadt de merknaam [naam], hetgeen het slachtoffer schade kan berokkenen. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 mei 2017 is hij eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking geweest.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 337 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 2.153,00 (tweeduizend honderddrieënvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
31 (eenendertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. R.D. van Heffen en mr. R.C.P. Haentjens, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 mei 2017.
Mr. R.C.P. Haentjens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.