ECLI:NL:GHAMS:2017:5609
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.D. van Heffen
- A.M.P. Geelhoed
- R.C.P. Haentjens
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van uitkeringsfraude en schending van de plicht tot gegevensverstrekking
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van uitkeringsfraude, waarbij hij zou hebben nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Dienst Werk en Inkomen te Amsterdam. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in de vervolging, omdat het benadelingsbedrag onder de € 50.000,- lag, maar het hof oordeelde dat de vervolging wel degelijk mogelijk was, aangezien de verdachte voor de inwerkingtreding van de relevante aanwijzing was gehoord en het benadelingsbedrag boven de € 10.000,- lag.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 mei 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij niet op de hoogte was van de uitkering van zijn medeverdachte. Het hof oordeelde dat, zelfs als de verdachte wetenschap had van de uitkering, dit niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de medeverdachte. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was voor een actieve bijdrage van de verdachte aan het omissiedelict van de medeverdachte.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs voor nauwe samenwerking in zaken van uitkeringsfraude en de voorwaarden waaronder het openbaar ministerie kan vervolgen.