ECLI:NL:GHAMS:2017:5581

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2017
Publicatiedatum
17 maart 2018
Zaaknummer
23-005215-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan diefstal in vereniging door middel van braak of verbreking

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal in vereniging, gepleegd op 8 december 2015 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte zowel een primair als een subsidiair verwijt, waarbij de verdachte zou hebben geholpen bij de diefstal van een fiets door op de uitkijk te staan. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 19 oktober 2016 en 24 februari 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 10 dagen, waarvan 7 voorwaardelijk, had geëist.

Het hof heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte betrokken was bij de diefstal. De verdachte ontkende enige betrokkenheid en de verklaringen van de verbalisanten wezen niet op een bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De medeverdachte had bovendien verklaard dat de verdachte niets met zijn plannen te maken had. Het hof concludeerde dat de gedragingen van de verdachte, zoals om zich heen kijken en heen en weer lopen, onvoldoende bewijs boden voor opzet op het helpen bij de diefstal.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Deze beslissing werd genomen in de openbare terechtzitting van het gerechtshof, waarbij de betrokken rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

parketnummer: 23-005215-15
datum uitspraak: 10 maart 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer
13-703443-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 oktober 2016 en 24 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:hij op of omstreeks 08 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak of verbreking van het (cilinder)kettingslot van die fiets;
subsidiair:[slachtoffer] op of omstreeks 08 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan die [slachtoffer] waarbij die [slachtoffer] het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking van het (cilinder)kettingslot van die fiets, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 08 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan en/of een of meermalen om zich heen te kijken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen waarvan 7 dagen voorwaardelijk.

Vrijspraak

Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt. De verdachte heeft ontkend bij het feit op enigerlei wijze betrokken te zijn geweest. Het dossier bevat een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 8 december 2015 waarin verslag wordt gedaan van waarnemingen die zij hebben gedaan. De verbalisanten hebben verklaard dat zij de verdachte op 8 december 2015 samen met de medeverdachte in Amsterdam, op de hoek van de Vijzelstraat met de Singel, zien staan bij een fietsenrek. [verbalisant 3] heeft verklaard dat hij zag dat zij naar een fiets keken, dat de medeverdachte naar de fiets liep en dat de medeverdachte naast de fiets bukte. [verbalisant 1] zag dat de verdachte continu om zich heen keek en dat hij zenuwachtig heen en weer liep. Vervolgens hebben de verbalisanten gezien dat de verdachte en de medeverdachte wegliepen, waarbij de medeverdachte met een zwarte damesfiets aan de hand liep. [verbalisant 2] en [verbalisant 1] zijn beiden nadien op 14 juni 2016 door de raadsheer-commissaris gehoord over hun waarnemingen als vervat in voornoemd proces-verbaal.
De medeverdachte heeft op 17 augustus 2016 bij de raadsheer-commissaris verklaard dat het zijn bedoeling was om een fiets te stelen, maar dat hij dit niet tegen de verdachte had gezegd en de verdachte er niets mee te maken had.
Uit de vorenstaande feiten en omstandigheden blijkt niet van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Daarnaast is het enkel om zich heen kijken en heen en weer lopen - terwijl de medeverdachte heeft verklaard dat de verdachte er niets mee te maken had - onvoldoende om opzet, ook in voorwaardelijke zin, op het behulpzaam zijn bij de diefstal van de fiets – door een ander - vast te stellen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. A.P.M. van Rijn en mr. R.C.P. Haentjens, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 maart 2017.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.