ECLI:NL:GHAMS:2017:5579

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2017
Publicatiedatum
17 maart 2018
Zaaknummer
23-002358-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen na onvoldoende bewijs van herkomst van geldbedragen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van witwassen, omdat hij op 24 juni 2012 op Schiphol een aanzienlijk geldbedrag (99.300 euro en 2.000 US Dollar) bij zich had, waarvan werd vermoed dat het uit misdrijf afkomstig was. De verdachte had verklaard dat hij het geld had ontvangen van verschillende personen en bedrijven, en dat hij dit geld op verzoek van zijn werkgever had meegenomen naar de Europese Unie. Het hof oordeelde dat de verdachte een concrete en verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van het geld, die niet op voorhand ongeloofwaardig was. Het hof stelde vast dat er geen bewijs was dat een rechtstreeks verband kon worden gelegd tussen de gelden en een misdrijf. Bovendien was er onvoldoende onderzoek gedaan naar de verklaringen van de verdachte en de personen die hij had genoemd. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij zich schuldig had gemaakt aan witwassen.

Uitspraak

parketnummer: 23-002358-15
datum uitspraak: 10 maart 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 oktober 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-800819-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juni 2012, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een of meer voorwerp(en), te weten een hoeveelheid geld (99.300 euro en 2.000 US Dollar), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een of meer voorwerp(en), te weten voornoemde hoeveelheid geld, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard, omdat sprake is van termijnoverschrijding en omdat de politieagenten een zeer onzorgvuldig onderzoek hebben verricht, omdat de verdachte niet is gehoord in de Bulgaarse taal. Daardoor is niet te controleren of hetgeen in het proces-verbaal is opgenomen ook daadwerkelijk hetgeen is wat de verdachte heeft gezegd of heeft bedoeld te zeggen. Daarnaast is de verdachte slechts één keer uitgebreid gehoord op 25 juni 2012 en heeft de verdachte niet kunnen reageren op de onderzoekshandelingen die nadien door de politie zijn verricht.
Het hof zal dit verweer van de raadsvrouw onbesproken laten, nu zij de verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde feit en de verdachte daarom geen belang meer heeft bij bespreking daarvan.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van de tijd dat de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde witwassen. Hij heeft aangevoerd dat de feiten en omstandigheden in deze zaak van dien aard zijn, dat mag worden vermoed dat de geldbedragen die bij de verdachte zijn aangetroffen uit misdrijf afkomstig zijn. De verklaring die de verdachte over de herkomst van het geld heeft gegeven, dient als onaannemelijk en ongeloofwaardig terzijde te worden geschoven. De illegale herkomst van het geld wordt door de verdachte in onvoldoende mate ontzenuwd.
Beoordeling
De verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij een hoeveelheid geld (99.300 euro en
2.000 US Dollar) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze gelden uit misdrijf afkomstig waren.
Juridisch kader
Het hof stelt vast dat zich in het dossier geen bewijs bevindt op grond waarvan een rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen de gelden waarvan door de verdachte aangifte is gedaan en een bepaald misdrijf. Niettemin kan bewezen worden geacht dat het geldbedrag “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien de vastgestelde feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulk een geval zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de geldbedragen die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van de geldbedragen.
Vermoeden van witwassen
De verdachte is op 24 juni 2012 op Schiphol de Europese Unie binnen gekomen en heeft vrijwillig aangifte gedaan van een geldbedrag (94.500 euro en 2.700 US Dollar). Deze aangifte is gecontroleerd, in welk kader de verdachte is bevraagd. Na telling is gebleken dat de aangifte onjuist was en werd door de Douane vastgesteld dat de verdachte een bedrag van 99.300 euro en 2.000 US Dollar bij zich had. Uit het proces-verbaal van bevindingen is gebleken dat gelet op deze onjuiste aangifte en op basis van een aantal witwastypologieën (het fysiek vervoeren van grote bedragen, het meegevoerde bedrag staat niet in verhouding tot de inkomsten, de handel in verdovende middelen levert veel geld in kleine coupures op) er bij de verbalisanten een redelijk vermoeden op witwassen was ontstaan en dat zij deze zaak hebben overdragen aan de FIOD.
Gelet op deze feiten, in onderling verband bezien, is naar het oordeel van het hof een vermoeden van witwassen jegens de verdachte gerechtvaardigd. Van de verdachte mocht worden verlangd dat hij een verklaring zou geven voor de herkomst van het geld.
Verklaring van de verdachte
De verdachte is tijdens de controle op 24 juni 2012 bevraagd en op 25 juni 2012 is de verdachte door de FIOD gehoord. Uit het proces-verbaal van bevindingen en overdracht van 24 juni 2012 blijkt dat de verdachte op de vraag waar, wanneer en van wie hij de gelden heeft ontvangen, heeft verklaard dat hij “afgelopen donderdag van [naam 1], de eigenaar van Caribian, op zijn kantoor 14.500,- US dollar” had gekregen en in de week daarvoor van “[naam 2] en [naam 3] (fonetisch) eigenaren van Aircell 98.000,- US dollar”. De dollars had hij gewisseld in euro’s.
Tijdens het verhoor op 25 juni 2012 heeft de verdachte - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij de gelden in twee gedeeltes van twee bedrijven heeft ontvangen. Een deel, iets meer dan 10.000 euro, stelt hij tien dagen geleden te hebben ontvangen en het tweede gedeelte, ongeveer 80.000 tot 83.000 euro, “afgelopen donderdag”. Hij heeft verklaard het geld in US dollars te hebben ontvangen en vervolgens te hebben gewisseld.
In beide verhoren heeft de verdachte verklaard in dienst te zijn van Nettel BG Ltd en de gelden op verzoek van zijn werkgever te hebben meegenomen, met de instructie hiervan bij binnenkomst in de Europese Unie aangifte te doen. Over de herkomst heeft hij verklaard dat deze te maken had met de dienstverlening die door zijn werkgever wordt geboden, te weten de handel in belminuten.
Het hof is van oordeel dat met het vorenstaande de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geld. Dat de verdachte op enkele punten wisselend heeft verklaard, zoals het verwisselen van het tijdstip waarop hij de gelden in twee tranches heeft ontvangen en in hetzelfde verhoor bij de FIOD aangeven dat hij de gelden van een partner van zijn werkgever heeft ontvangen, maar dat hij op advies van zijn advocaat de naam van deze partner op dat moment niet wil noemen, doet hier niet aan af. Het lag op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar deze, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Niet is gebleken dat enig onderzoek is gedaan naar de personen en bedrijven die door de verdachte zijn genoemd, noch in Panama noch in het EU-land Bulgarije. Nu de werkgever zich bovendien in een andere (beklag)procedure heeft gemeld en hiertoe stukken heeft opgesteld die via het openbaar ministerie aan de FIOD ter hand zijn gesteld, had bovendien ook op eenvoudige wijze nader onderzoek kunnen worden gedaan door het horen van de werkgever ter verificatie van de verklaring van de verdachte over de gestelde reden en de wijze waarop de gelden aan hem ter hand zijn gesteld. Ook dit onderzoek heeft niet plaatsgevonden.
In het dossier bevinden zich diverse processen-verbaal waaruit blijkt dat onderzoek is gedaan naar onder meer de reisbewegingen van de verdachte, de inhoud van de telefoon(s) en de computer die onder de verdachte in beslag zijn genomen. De bevindingen ondersteunen het reeds vastgestelde redelijk vermoeden van witwassen en doen afbreuk aan de geloofwaardigheid van de door de verdachte afgelegde verklaring. Dit neemt niet weg dat naar het oordeel van het hof onvoldoende onderzoek is gedaan naar de door de verdachte afgelegde verklaring over de herkomst van het geld.
Het hof oordeelt derhalve dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. A.P.M. van Rijn en mr. R.C.P. Haentjens, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 maart 2017.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.