ECLI:NL:GHAMS:2017:5461

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
2 januari 2018
Zaaknummer
200.221.004/ 01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over kinderen na echtscheiding met ernstige communicatieproblemen tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de man en de vrouw over hun kinderen. De man, verzoeker in hoger beroep, en de vrouw, verweerster, zijn na hun echtscheiding in een langdurige strijd verwikkeld geweest, waarbij ernstige communicatieproblemen zijn ontstaan. De rechtbank Amsterdam had eerder op 10 mei 2017 een beschikking gegeven waarin het gezamenlijk gezag werd beëindigd, wat de man aanvecht. De kinderen, geboren in 2004 en 2007, verblijven bij de vrouw, die voortaan alleen belast zal zijn met het gezag.

Het hof heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen hun ouders, gezien de aanhoudende conflicten en de onmogelijkheid om constructief te communiceren. De man heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er gronden zijn voor een eenhoofdig gezag, maar het hof oordeelt dat de situatie niet verbetert en dat het in het belang van de kinderen is dat de vrouw alleen het gezag uitoefent. De man heeft ook verzocht om informatieverstrekking door de vrouw, wat het hof toewijst, maar zonder dwangsom.

De beslissing van het hof is dat de beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en dat de vrouw de man elke drie maanden schriftelijk informeert over belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen. Het hof benadrukt dat het van groot belang is dat het contact tussen de man en de kinderen hersteld wordt, en dat begeleiding hierbij wenselijk is.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.221.004/ 01
Zaaknummer rechtbank: C/13/553719 / FA RK 13-8466
Beschikking van de meervoudige kamer van 19 december 2017 inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats a] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. drs. J. el Hannouche te Utrecht,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats b] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. E.J. Coxon te Utrecht.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie: Amsterdam
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 10 mei 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 10 augustus 2017 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 10 mei 2017.
2.2
De vrouw heeft op 25 oktober 2017 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de man van 23 oktober 2017 met bijlagen (producties 3 tot en met 10), ingekomen op 24 oktober 2017.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 3 november 2017 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna te noemen: de GI);
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers.
2.5
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting, in bijzijn van de griffier, met de hierna te noemen minderjarige [kind a] gesproken. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dat gesprek zakelijk weergegeven. Partijen hebben de gelegenheid gehad daarop te reageren.

3.De feiten

3.1
Uit het (op 13 juni 2016 door echtscheiding ontbonden) huwelijk van de man en de vrouw zijn geboren:
- [A] (hierna te noemen: [kind a] ), [in] 2004, te [geboorteplaats] ;
- [B] (hierna te noemen: [kind b] ), [in] 2007, te [geboorteplaats] ,
(hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen). De kinderen verblijven bij de vrouw.
Partijen oefenden tot de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 2015 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Voorts is – voor zover hier van belang - de raad verzocht om onder meer ten aanzien van het gezag een onderzoek te verrichten. De beslissing over het gezag is door de rechtbank daartoe aangehouden.
3.3
De raad heeft op 7 mei 2015 een rapport uitgebracht (hierna: het raadsrapport), dat zich bij de stukken bevindt.
3.4
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 1 maart 2017 is het verzoek van de raad van 12 februari 2017 tot ondertoezichtstelling van de kinderen afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans in hoger beroep van belang, op het verzoek van de vrouw het gezamenlijk gezag van partijen beëindigd en is de vrouw voortaan alleen belast met de uitoefening van het gezag over de kinderen.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, primair te bepalen dat het gezamenlijk gezag wordt voortgezet waarbij de vrouw de man tevens schriftelijk eens per drie maanden informeert over de belangrijke zaken die de kinderen betreffen zoals medische aangelegenheden, onderwijs en financiën, op straffe van een dwangsom van € 150,- voor elke dag of dagdeel dat de vrouw nalatig is in het nakomen van voornoemd gebod althans een dwangsom die het hof juist acht.
Subsidiair, indien het eenhoofdig gezag van de vrouw in stand wordt gelaten, verzoekt de man eveneens te bepalen dat de vrouw de man schriftelijk eens per drie maanden informeert over de belangrijke zaken die de kinderen betreffen zoals medische aangelegenheden, onderwijs en financiën, op straffe van een dwangsom van € 150,- voor elke dag of dagdeel dat de vrouw nalatig is in het nakomen van voornoemd gebod althans een dwangsom die het hof juist acht.
4.3
De vrouw verzoekt de man in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw haar standpunt verduidelijkt in die zin dat zij van mening is dat het subsidiaire verzoek van de man kan worden toegewezen, echter zonder dat daaraan een dwangsom dient te worden verbonden.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ter beoordeling door het hof is of er gronden aanwezig zijn om te bepalen dat het gezamenlijk gezag over de kinderen wordt beëindigd en het gezag uitsluitend aan de vrouw toekomt, alsmede het verzoek van de man met betrekking tot informatieverstrekking van de vrouw aan de man.
5.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een verzoek tot wijziging van het gezamenlijk gezag slechts worden toegewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.3
De man betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er gronden aanwezig zijn om de vrouw met het eenhoofdig gezag te belasten. Daartoe voert hij het volgende aan. Niet is komen vast te staan dat de kinderen klem en verloren raken tussen de ouders en al helemaal niet dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. Ook is beëindiging van het gezamenlijk gezag niet anderszins in het belang van de kinderen. Het is niet zo dat de man moedwillig geen toestemming geeft als er beslissingen over de kinderen moeten worden genomen. Hij wil echter eerst informatie krijgen om daarna een geïnformeerde beslissing te kunnen nemen. Zo heeft hij - nadat de vrouw de juiste formulieren had ingevuld en informatie had verstrekt over waar een voorgenomen vakantiereis naartoe zou gaan - toestemming gegeven voor die vakantie. Omdat de vrouw in eerste instantie onvoldoende en onjuiste informatie had verstrekt, is vertraging opgetreden; maar dit mag volgens de man niet worden beschouwd als tegenwerking.
De man heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij zich heeft aangemeld bij Altra in verband met het traject Ouderschap Blijft maar dat dit traject niet kan starten zolang partijen verwikkeld zijn in gerechtelijke procedures.
5.4
De vrouw heeft de stellingen van de man ten aanzien van het gezag gemotiveerd betwist. Zij voert hiertoe aan dat partijen na het uiteengaan onophoudelijk problemen met elkaar hebben gekend ten aanzien van de kinderen. De kinderen zijn van de conflicten meermaals getuige geweest en ondervinden daarvan nog altijd last. Ondanks meerdere pogingen om middels hulpverleningstrajecten de omgang tussen de man en de kinderen op te starten en de communicatie tussen partijen te verbeteren, voeren partijen nog altijd strijd. De verhoudingen zijn dusdanig verstoord dat partijen niet in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren over zaken die de kinderen aangaan. Daarbij komt dat het verkrijgen van medewerking van de man bij gezagsbeslissingen uiterst moeizaam verloopt.
5.5
De GI heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat wordt toegewerkt naar afsluiting door de GI van de (vrijwillige) jeugdzorg, maar dat gewenst is dat het wijkteam van de woonplaats van de vrouw het contact overneemt en behoudt. Omdat Ouderschap Blijft niet doorgaat, is gedurende een paar maanden monitoring door de GI nu nog gewenst. De hulpverlening via de Opvoedpoli is negatief afgesloten. De kinderen zijn erg gesloten als het over hun vader gaat. De conclusie van de Opvoedpoli is dat ouders eerst aan de slag moeten om hun communicatie te verbeteren, alvorens er verder met de kinderen kan worden gewerkt, aldus de GI.
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat in het raadsrapport van 7 mei 2015 is geadviseerd om het gezamenlijk gezag in stand te houden omdat destijds het vooruitzicht was dat ouders zich samen zouden inzetten voor verbetering van hun communicatie. Ter terechtzitting in eerste aanleg is echter gebleken dat er geen beweging in de situatie kwam en heeft de raad zijn advies mondeling gewijzigd. Het lukt ouders niet om hun strijd te stoppen. De raad acht in deze situatie het gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen en adviseert het hof de bestreden beschikking op dit punt te bekrachtigen.
Gezag
5.7
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken van het geding alsmede het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. Sinds de beëindiging van de relatie van partijen in 2012 is sprake van een aanhoudende strijd en ernstige communicatieproblematiek. Er was aanvankelijk een zorgregeling tussen de man en de kinderen, maar in september 2014 heeft de man - naar eigen zeggen doordat hij werd aangevallen door een man die een bekende was van de vrouw – het contact met de kinderen stopgezet. Nadat dit in februari 2015 weer is opgestart, is door een geweldsincident tussen de man en de vrouw in oktober 2015 (waarvan de kinderen getuige waren) en een bedreiging van de man in november 2015 het contact wederom beëindigd. Sindsdien is er geen contact tussen de man en de kinderen. De verhouding tussen partijen is ernstig verstoord en als er al sprake is van contact tussen partijen, dan loopt dat uit op spanningen en conflicten.
Er zijn meermalen hulpverleningstrajecten gestart teneinde de communicatie tussen partijen te verbeteren, maar deze trajecten zijn niet (voldoende) van de grond gekomen. Een terugkerend probleem voor de vrouw is het verkrijgen van toestemming van de man om met de kinderen op vakantie te gaan naar het buitenland. De vrouw heeft in 2013 vervangende toestemming aan de rechter gevraagd en verkregen om met de kinderen naar Marokko op vakantie te gaan en om daartoe paspoorten aan te schaffen voor de kinderen. Ook het verkrijgen van toestemming voor de zomervakantie 2017 naar Marokko is buitengewoon moeizaam verlopen.
Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw naar voren gebracht dat de kinderen getraumatiseerd zijn door wat er in het verleden is voorgevallen tussen de vrouw en de man, maar dat er sinds de bestreden beschikking rust is gekomen in de thuissituatie en dat het momenteel goed gaat met de kinderen. [kind a] heeft bij het hof aangegeven dat hij het eens is met de beslissing van de rechtbank om het gezamenlijk gezag te beëindigen en zijn moeder te belasten met het eenhoofdig gezag over hem.
Partijen slagen er al lange tijd niet in om zonder wantrouwen en in het belang van de kinderen tot een constructieve vorm van communicatie te komen. Hoewel de man stelt dat het stellen van kritische vragen, het verzoeken van informatie en dan gemotiveerd een beslissing nemen en deze bekrachtigen met zijn handtekening behoort tot een actieve houding die van hem verwacht mag worden bij een gezamenlijke gezagsuitoefening, is het hierdoor meerdere keren niet mogelijk gebleken om beslissingen van enig belang aangaande de kinderen binnen een redelijke termijn gezamenlijk te nemen. Niet, dan wel onvoldoende is gebleken dat de man in staat is of in de toekomst in staat zal zijn om het belang van de kinderen voorop te stellen en daar naar te handelen. Dit brengt naar het oordeel van het hof mee dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen bij het voortduren van het gezamenlijk gezag klem of verloren raken tussen hun ouders. Aangezien meerdere pogingen tot het starten van hulpverlening ter verbetering van de communicatie (in de vorm van Ouderschap Blijft) in het verleden zijn mislukt, is niet te verwachten dat in die situatie binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen.
Gelet op voorgaande is het hof dan ook van oordeel dat de beëindiging van het gezamenlijk gezag en het belasten van de vrouw met het eenhoofdig gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
Het argument van de man dat hij door de beëindiging van het gezamenlijk gezag ‘buiten spel’ zal komen te staan, doet aan dit oordeel niets af.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep op dit punt dan ook bekrachtigen.
Ten overvloede overweegt het hof dat het voorgaande onverlet laat dat het van groot belang is en blijft dat het contact tussen de man en de kinderen wordt hersteld. Begeleiding hierbij is wenselijk en kan plaatsvinden door middel van het traject ‘Ouderschap Blijft’. Aangezien de gerechtelijke procedures met het wijzen van onderhavige beschikking zijn beëindigd, staat niets eraan in de weg dat partijen zich thans aanmelden voor voornoemd traject.
Informatieverplichting
5.8
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:377b lid 1 BW is de ouder die met het gezag is belast gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
5.9
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Aangezien door de vrouw geen verweer is gevoerd tegen het verzoek van de man te bepalen dat de vrouw de man schriftelijk eens per drie maanden informeert over belangrijke zaken die de kinderen betreffen zoals medische aangelegenheden, onderwijs en financiën, zal het hof dit verzoek toewijzen.
Ten aanzien van het verzoek van de man een en ander te bepalen op straffe van een dwangsom van € 150,- voor elke dag of dagdeel dat de vrouw nalatig is in het nakomen van de informatieverplichting, overweegt het hof dat van de zijde van de man onvoldoende onderbouwd is dat de vrouw in het verleden geen gevolg zou hebben gegeven aan verzoeken van de man omtrent het verstrekken van belangrijke informatie aangaande de kinderen, althans niet in die zin dat het opleggen van een dwangsom daartoe noodzakelijk of aangewezen zou zijn.
5.1
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
bepaalt dat de vrouw de man iedere drie maanden schriftelijk informeert omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de kinderen, waaronder in elk geval begrepen medische aangelegenheden, onderwijs en financiën;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mw. mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. J. Kok, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 19 december 2017 in het openbaar uitgesproken.