ECLI:NL:GHAMS:2017:5428

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
27 december 2017
Zaaknummer
23-002156-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtreding van de Leerplichtwet 1969 met betrekking tot schoolverzuim

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, die het gezag uitoefende over haar zoon, werd beschuldigd van het niet naleven van de Leerplichtwet 1969. De verdachte had haar zoon gedurende een periode van meer dan een maand niet naar school laten gaan, omdat zij vond dat het voor zijn gezondheid beter was om in Suriname te verblijven voor behandeling door een medicijnman. Echter, zij had hiervoor geen toestemming van de leerplichtambtenaar verkregen en heeft geen medische stukken overgelegd die de noodzaak van het verblijf onderbouwden. Het hof oordeelde dat de stelling van de verdachte niet in strafverminderende zin meegewogen kon worden, aangezien er geen bewijs was voor de noodzaak van het verblijf in Suriname.

Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde de verdachte schuldig aan het niet voldoen aan de verplichtingen van de Leerplichtwet. De verdachte werd eerder al veroordeeld voor een soortgelijk feit, wat in haar nadeel werd meegewogen. Desondanks hield het hof rekening met haar persoonlijke omstandigheden, waaronder schulden en de zorg voor drie kinderen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, een taakstraf van 20 uren en 10 dagen hechtenis, met de voorwaarde dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij zij zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002156-17
datum uitspraak: 12 december 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-024166-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 november 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 06 december 2016 tot en met 26 januari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, als degene die het gezag uitoefende over de jongere [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] , althans als degene die zich met de feitelijke verzorging van de jongere [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] , had belast, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten [naam 2] , stond ingeschreven, deze school na inschrijving geregeld bezocht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 6 december 2016 tot en met 26 januari 2017 te Amsterdam, als degene die het gezag uitoefende over de jongere [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] , niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten [naam 2] , stond ingeschreven, deze school na inschrijving geregeld bezocht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 2, eerste lid, van die wet opgelegde verplichting niet nakomen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren en een geheel voorwaardelijke geldboete van € 500,00 met een proeftijd voor de duur van twee jaren
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De Leerplichtwet 1969 verplicht de ouder ervoor te zorgen dat de jongere als leerling op een school of instelling staat ingeschreven en dat de jongere die school of instelling na inschrijving regelmatig bezoekt. Op deze manier wordt getracht schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten te voorkomen.
De verdachte heeft gedurende meer dan een maand niet voldaan aan haar verplichting overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat haar zoon regelmatig zijn school bezocht.
De verdachte heeft aangevoerd dat het voor de gezondheid van haar zoon, die veel last heeft van huidproblemen, van belang was om een periode in Suriname te verblijven om daar te worden behandeld door een medicijnman. De verdachte had hiervoor echter tevoren geen toestemming verkregen van de leerplichtambtenaar. Evenmin heeft zij, in eerste aanleg noch in hoger beroep, (medische) stukken overgelegd waaruit de noodzaak van het verblijf is gebleken, zodat het hof deze stelling niet in strafverminderende zin meeweegt.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 november 2017 is zij eerder ter zake van een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in haar nadeel weegt.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met haar persoonlijke omstandigheden. De verdachte heeft schulden en staat onder bewind. Zij krijgt een beperkte hoeveelheid leefgeld om in het onderhoud van haarzelf en haar kinderen te voorzien. Zij heeft de zorg over drie kinderen, waarvan de jongste drie jaar oud is.
Het hof acht, alles afwegende, de door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf en geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden duur en hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2017.
Mr. A.M. Kengen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[...]