ECLI:NL:GHAMS:2017:5427

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
27 december 2017
Zaaknummer
23-001066-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake winkeldiefstal, auto-inbraak en bedreiging met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal, auto-inbraak en bedreiging. Het hof heeft de zaak behandeld na meerdere zittingen in juli, oktober en november 2017. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van poloshirts van Primark, het inbreken in een auto en het bedreigen van een persoon met de dood. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte deze feiten heeft gepleegd en heeft het eerdere vonnis vernietigd. De verdachte is schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, waarbij het hof de ernst van de gepleegde feiten en de recidive van de verdachte in overweging heeft genomen. De verdachte was dakloos ten tijde van de feiten, maar heeft sindsdien stappen gezet om zijn leven te verbeteren. Het hof heeft een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd van twee jaren, met bijzondere voorwaarden, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 181,08. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op het moment van de bewezenverklaring.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001066-17
datum uitspraak: 12 december 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 maart 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-008468-17 en 15-168618-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juli 2017, 19 oktober 2017 en 28 november 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 25 november 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere poloshirt(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Primark, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het zich losrukken, terwijl die [slachtoffer 1] hem, verdachte, vasthield en/of het duwen tegen en/of het trekken aan die [slachtoffer 1] om een of meerdere mededader(s) los te krijgen;
2:
hij op of omstreeks 28 december 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto heeft weggenomen twee zonnebrillen en een geldbedrag van dertig euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed, onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak/verbreking;
3:
hij op of omstreeks 12 januari 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik kom je straks opzoeken en dan maak ik je dood, vieze vuile flikker", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de kinderrechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 25 november 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen poloshirts, toebehorende aan Primark, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het zich losrukken, terwijl die [slachtoffer 1] hem, verdachte, vasthield;
2:
hij omstreeks 28 december 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto heeft weggenomen twee zonnebrillen en een geldbedrag van dertig euro, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
3:
hij op 12 januari 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik kom je straks opzoeken en dan maak ik je dood, vieze vuile flikker".
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden met als bijzondere voorwaarden een behandelverplichting, verblijf in een instelling voor begeleid wonen en begeleiding door de [naam 1] Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal, gevolgd door geweld tegen een beveiliger. Winkeldiefstallen zijn zeer ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde veroorzaken. Het bijkomende geweld kan tot gevoelens van angst en onveiligheid leiden bij degene tegen wie het geweld is gebruikt en leidt bovendien tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft de verdachte samen met een ander ingebroken in een auto en daar goederen uit gestolen, hetgeen schade en overlast heeft bezorgd aan de eigenaar en de gebruiker van de auto. Bovendien heeft de verdachte met de gepleegde diefstallen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendom van een ander.
Tenslotte heeft de verdachte een beveiliger met de dood bedreigd.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 november 2017 is hij eerder ter zake van diefstal en bedreiging onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in zijn nadeel meeweegt.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte was in de periode dat hij (in elk geval een deel van) de bewezen verklaarde feiten pleegde dakloos. Inmiddels woont hij, begeleid, bij de instelling [naam 2]. Daarnaast werkt hij zes dagen per week om zijn boetes af te betalen, waardoor de verdachte ook een dagbesteding en structuur heeft. De verdachte heeft zich de afgelopen periode ook overigens kennelijk ingespannen om zijn leven een positieve wending te geven.
Gelet op de ernst van de feiten en op de recidive van de verdachte ziet het hof geen aanleiding een voorwaardelijke werkstraf op te leggen, zoals door de raadsman verzocht. Wel ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding een voorwaardelijke jeugddetentie van kortere duur op te leggen dan door de advocaat-generaal geëist.
Het hof ziet, anders dan de advocaat-generaal, maar met de raadsman, geen aanleiding bijzondere voorwaarden op te leggen. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat aan de verdachte bij vonnis van 14 november 2017 bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, waaronder het verblijf bij de instelling [naam 2]. Het opnieuw opleggen van nagenoeg dezelfde voorwaarden, gedurende ongeveer dezelfde proeftijd heeft, naar het oordeel van het hof, geen meerwaarde.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 390,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 181,08. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 181,08, bestaande uit de schade aan de auto van € 328,17 en de geschatte waarde van de zonnebrillen van € 100,00, waarvan het door de verzekeringsmaatschappij vergoede bedrag van € 247,09 is afgetrokken. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De verdachte is, samen met zijn mededader, tot vergoeding van de schade gehouden, zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 285, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 12 december 2016 opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie met proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 181,08 (honderdeenentachtig euro en acht cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 29 december 2016.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 181,08 (honderdeenentachtig euro en acht cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 29 december 2016.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 12 december 2016, parketnummer 15-168618-16, te weten van:
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagenjeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2017.
Mr. A.M. Kengen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[...]