ECLI:NL:GHAMS:2017:5391
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling voorlopige hechtenis en opheffing daarvan in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 27 november 2017, waarin de voorlopige hechtenis van de verdachte was bevolen. De verdachte, die momenteel verblijft in het Justitieel Complex Zaanstad, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het hof heeft de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis bestudeerd, en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Veldman, gehoord.
Het hof heeft vastgesteld dat er aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten waarvoor de rechtbank ernstige bezwaren heeft aangenomen. Echter, het hof oordeelt dat deze aanwijzingen niet voldoende zijn om de voorlopige hechtenis te handhaven. Sinds de beslissing van de rechtbank zijn er geen nieuwe belastende omstandigheden aan het licht gekomen. Daarom heeft het hof besloten om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
De beschikking van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen en heft de voorlopige hechtenis op. Deze beslissing is genomen in raadkamer en is ter kennis gebracht van de verdachte door de advocaat-generaal.