4.1.De rechtbank heeft het volgende overwogen:
“8. De inspecteur stelt dat eiser verplicht is elektronisch aangifte te doen, dat daarvan geen ontheffing kan worden verleend en dat het niet voldoen aan die verplichting een verzuim vormt ter zake waarvan de inspecteur op grond van artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) een verzuimboete kan opleggen.
9. Vaststaat dat eiser in de jaren 2012 en 2013 winst uit onderneming genoot. Daarmee was eiser administratieplichtig in de zin van artikel 52, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de AWR. Dit brengt mee dat hij ingevolge artikel 20, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling AWR (in de voor deze jaren geldende tekst) verplicht was langs elektronische weg aangifte te doen. De omstandigheid dat eiser vele jaren schriftelijk aangifte heeft gedaan kan er niet toe leiden dat deze voor de jaren 2012 en 2013 door de wetgever opgelegde verplichting niet behoeft te worden nagekomen.
10. Nu vaststaat dat eiser deze verplichting voor de jaren 2012 en 2013 heeft verzaakt, was de inspecteur bevoegd eiser een verzuimboete op te leggen. De rechtbank verwerpt mitsdien de stelling van eiser dat de inspecteur door deze boeten op te leggen zijn bevoegdheid heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is bedoeld. Van misbruik van bevoegdheid is geen sprake.
11. Nu de inspecteur de boete voor het jaar 2012 heeft verminderd naar de voor het jaar 2016 geldende maximumnorm, hetgeen tot een lager bedrag heeft geleid dan wanneer de boete zou zijn berekend naar de normen voor het jaar 2012, en de boete voor het jaar 2013 lager is dan deze voor het jaar 2016 geldende maximumnorm, kan niet geoordeeld worden dat deze boeten te hoog zijn. De rechtbank acht deze boeten ook overigens passend en geboden.
12. Hetgeen eiser overigens heeft gesteld kan niet tot een ander oordeel leiden, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat.
13. Nu de vermindering van de boete voor het jaar 2012 heeft plaatsgevonden na het indienen van het beroep is het beroep in zoverre gegrond. De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar tegen de boetebeschikking dan ook vernietigen en de boetebeschikking zoals deze ambtshalve is verminderd handhaven. Het griffierecht zal reeds om deze reden aan eiser worden vergoed.
14. Voor vermindering van de bij de uitspraak op bezwaar gehandhaafde boetebeschikking voor het jaar 2013 is geen reden, zodat het beroep tegen die beschikking ongegrond is.
15. Zoals hiervoor al is overwogen is de inspecteur ter zake van de aanslagen volledig tegemoet gekomen aan de grieven van eiser. In een dergelijk geval is niet langer sprake van een geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan en dient het beroep wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk te worden verklaard, zoals de Hoge Raad heeft overwogen in onder meer in zijn arrest van 10 augustus 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4045. 16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu gesteld noch gebleken is dat kosten zijn gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.”