4.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil het volgende overwogen:
“(…) 2. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2014.
3. Eiser bepleit een lagere waarde. Eiser heeft aangevoerd dat de vraagprijs van zijn woning blijkbaar de basis is voor het vaststellen van de WOZ en heeft zich afgevraagd sinds wanneer dat het geval is. Verder heeft eiser gesteld dat de woning aan [C-straat 3] is verkocht voor
€ 926.000. Hij heeft er verder op gewezen dat de WOZ-waarde van [A-straat 5] , die vrijwel identiek is aan de woning van eiser, is verlaagd met € 334.500. De woning staat volgens eiser al drie jaar tevergeefs te koop. In zijn aanvullende gronden heeft eiser betoogd dat de WOZ waarde niet door verweerder is onderbouwd en dat de stijging van de WOZ waarde van de woning ten opzichte van het jaar daarvoor niet is te verklaren.
4. Ingevolge artikel 17, tweede lid, Wet WOZ, wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald. Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
5. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar het volgende als dragende motivering opgenomen: “Wij zijn het met u eens dat uw woning en de vermelde woningen nogal verschillen. Toch hebben wij de WOZ-waarde op de juiste hoogte vastgesteld. Wij hebben bij de taxatie en de controle namelijk alle verkoopcijfers gebruikt. Uw woning staat te koop voor EUR 1.825.000. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de WOZ-waarde zeker niet te hoog is.”
6. De rechtbank overweegt dat de erkenning van verweerder dat de vergelijkingsobjecten en de woning van eiser nogal verschillen een nadere motivering behoeft. De stelling dat de waarde juist is, omdat alle verkoopcijfers bij de waardering zijn betrokken is naar het oordeel van de rechtbank een onvoldoende motivering. Dit is immers niet inzichtelijk en niet te controleren. Ook kan een verwijzing naar een vraagprijs geen dragende motivering zijn voor de juistheid van de WOZ-waarde, omdat de vraagprijs op grond van de Wet WOZ niet relevant is voor het bepalen van de marktwaarde. Eiser heeft daar in zijn beroep ook terecht op gewezen.
De rechtbank overweegt dat verweerder de vastgestelde WOZ waarde in beroep nader mag onderbouwen en motiveren. In dit geval schiet de motivering van de uitspraak op bezwaar echter dusdanig tekort dat dit naar het oordeel van de rechtbank eraan heeft bijgedragen dat eiser beroep heeft ingesteld. In deze tekortkoming in de bestreden uitspraak ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht vergoed.
7. Verweerder heeft in beroep de vastgestelde WOZ waarde nader onderbouwd en heeft daartoe verwezen naar het overgelegde taxatierapport, opgemaakt op 23 mei 2016 door D. Istek- Arar, taxateur te [B] . In dit taxatierapport is de waarde van de woning getaxeerd op € 1.267.000. Naast gegevens van de woning, bevat dit taxatierapport gegevens van een aantal vergelijkingsobjecten, zijnde [D-straat 4] , [C-straat 3] en [E-straat 2] te [B] .
8. De in het taxatierapport genoemde vergelijkingsobjecten zijn kort vóór of na de waardepeildatum verkocht en wat type, ligging en omvang betreft voldoende vergelijkbaar met de woning. Zo liggen de vergelijkingsobjecten allemaal buiten de ring in een vergelijkbare buurt. De verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten kunnen dan ook dienen ter onderbouwing van de waarde van de woning.
9. De rechtbank stelt vast dat de taxateur de woning [C-straat 3] , die eiser zelf als vergelijkingsobject heeft aangedragen, bij de waardering heeft gebruikt als vergelijkingsobject. [C-straat 3] is echter qua oppervlak kleiner dan de woning van eiser, waardoor de woning een hogere prijs per m² heeft. Hieruit kan daarom niet volgen dat de WOZ-waarde van de woning van eiser te hoog is vastgesteld.
10. Voor zover eiser nog heeft willen aanvoeren dat zijn woning lager gewaardeerd dient te worden, omdat sprake is van geluidsoverlast door de helikopter van het VU, overweegt de rechtbank als volgt. Zelfs als sprake zou zijn van een waarde drukkende invloed, wat door verweerder wordt bestreden, dan speelt dat in ieder geval in dezelfde mate bij [C-straat 3] , die vlakbij de woning van eiser is gelegen. Nu de m² prijs van [C-straat 3] hoger is dan van de woning van eiser kan dit niet leiden tot de bevestiging van de stelling dat de WOZ-waarde van de woning van eiser te hoog is vastgesteld.
11. De rechtbank is van oordeel dat de vergelijkingsobjecten weliswaar verschillen met de woning vertonen, maar dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat met deze verschillen voldoende rekening is gehouden. Daarom kan niet worden gezegd dat de aan de woning toegekende waarde in een onjuiste verhouding staat tot de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten.
12. De grond van eiser over de stijging van de WOZ waarde ten opzichte van vorig jaar kan niet slagen. Het doel en de strekking van de Wet WOZ brengen namelijk mee dat de waarde van een onroerende zaak voor elk tijdvak opnieuw wordt bepaald. Voor de beoordeling van de juistheid van de vastgestelde waarde in dit belastingjaar is daarom slechts van belang of de aan de woning toegekende waarde in overeenstemming is met het wettelijk waardebegrip. De WOZ waarde die in een eerder belastingjaar is vastgesteld en de stijging of daling ten opzichte van die WOZ waarde is bij die beoordeling dus niet relevant.
13. Aan de omstandigheid dat de WOZ waarde van de woning op [A-straat 5] met € 334.500,- is verminderd kan de rechtbank geen conclusie verbinden, alleen al omdat verdere details van deze woning, noch de oorspronkelijke WOZ waarde en de reden van de vermindering niet bekend zijn. Het enkele feit dat de WOZ waarde van die woning is verlaagd betekent niet dat de WOZ waarde van de woning van eiser te hoog is vastgesteld. Hetgeen eiser verder heeft aangevoerd heeft geen directe betrekking op de waardebepaling van de woning en kan daarom niet tot een ander oordeel leiden.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”