ECLI:NL:GHAMS:2017:5253

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
23-004544-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van het verweer van joyriding in plaats van diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een auto, die hij op of omstreeks 6 maart 2015 had weggenomen. De verdachte stelde dat hij de auto slechts had geleend met de intentie deze terug te zetten, en dat zijn handelen daarom als joyriding gekwalificeerd moest worden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte de auto met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de auto met een sleutel heeft gestart, zonder daartoe bevoegd te zijn, en dat hij de auto heeft gebruikt voor eigen doeleinden, wat niet in lijn is met de intentie om de auto terug te zetten. Het hof heeft het verweer van de verdachte verworpen en geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar 120 uren, omdat de eerdere straf niet in verhouding stond tot de ernst van het feit. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de gevolgen van de diefstal voor de eigenaar van de auto en de noodzaak om de eigendomsrechten te respecteren. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004544-16
datum uitspraak: 19 december 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-048003-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 december 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 maart 2015, in ieder geval op een tijdstip gelegen in of omstreeks het tijdvak van 6 maart 2015 tot en met 11 maart 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) die/dat weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door die auto te starten met een sleutel tot het gebruik waarvan verdachte en/of zijn medeader(s) niet bevoegd was/waren, in ieder geval door middel van een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Nu de kennelijk in eerste aanleg toegelaten wijziging tenlastelegging zich niet in het dossier bevindt, zal het hof uitgaan van de tenlastelegging als hierboven genoemd.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om procestechnische redenen worden vernietigd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in het tijdvak van 6 tot en met 10 maart 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door die auto te starten met een sleutel tot het gebruik waarvan verdachte niet bevoegd was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de verdachte wel met de auto heeft gereden, maar dat het zijn bedoeling was de auto terug te zetten op de plek waarvandaan hij deze had meegenomen. Zijn handelen moet daarom niet als diefstal maar als joyriding worden gekwalificeerd. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de auto met de sleutel erin geparkeerd zag staan en toen heeft besloten samen met drie vrienden met die auto naar het centrum van Amsterdam te rijden om daar in een shisha lounge waterpijp te gaan roken. Onderweg daarnaartoe is de auto gecontroleerd en werd hij aangehouden.
De verdachte heeft aldus met zijn handelen de auto aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken. Gelet op het gebruik dat de verdachte van de auto heeft gemaakt – hij is volgens zijn eigen verklaring met vrienden daarin vanuit Amsterdam Zuidoost op weg gegaan naar een gelegenheid in het centrum van Amsterdam waar zij enige tijd zouden verblijven – gaat het hof ervan uit dat de verdachte als heer en meester en voor zijn eigen gemak over de auto heeft beschikt en dat het hem om meer ging dan het enkele ‘rijden van een rondje’. Verder acht het hof het hoogst onaannemelijk dat de verdachte, gelet op het risico van een confrontatie met de eigenaar, de auto op dezelfde plek had willen terugzetten, nog daargelaten de vraag of dit gelet op de parkeerdruk in Amsterdam (Zuidoost) wel mogelijk zou zijn geweest. Naar het oordeel van het hof is de auto dan ook met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weggenomen.
De door de raadsman genoemde uitspraak van de Hoge Raad ziet op een situatie die bepaald niet vergelijkbaar is met de situatie waarin de verdachte zich bevond, al was het maar omdat in de aangehaalde uitspraak het voertuig waarmee gereden was, de parkeergarage waarin dat voertuig was gestald niet verlaten had.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het handelen van de verdachte geen joyriding maar diefstal is.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht de verdachte te veroordelen tot een andere straf dan in eerste aanleg opgelegd, namelijk een straf die meer recht doet aan de feiten. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat de verdachte slechts een rondje met de auto wilde rijden en hij deze nadien wilde terugzetten, dat hij geen rijbewijs heeft en dat hij bij zijn moeder woont.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vervelende diefstal, waarbij hij de auto van [slachtoffer] heeft meegenomen door onbevoegd gebruik te maken van de autosleutel. Dergelijke feiten veroorzaken hinder, schade en ergernis voor de eigenaar van het goed. Door aldus te handelen heeft de verdachte er voorts blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Het hof heeft aansluiting gezocht bij de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Aanknopingspunten daarvoor worden gevonden in de oriëntatiepunten die in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht zijn opgesteld na consultatie van alle strafrechters. Daarin wordt een taakstraf voor de duur van 120 uren genoemd.
Het hof is van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde en in eerste aanleg opgelegde straf onvoldoende tegemoet komt aan de ernst van het feit. Gesteld noch gebleken is dat er belemmeringen voor de verdachte zijn om een taakstraf uit te voeren. Het hof ziet dan ook geen aanleiding ten gunste van de verdachte van bovengenoemd uitgangspunt af te wijken.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. P.C. Kortenhorst en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van L. Bähr, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 december 2017.