ECLI:NL:GHAMS:2017:5252
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht van het Bureau Financieel Toezicht tegen gerechtsdeurwaarder wegens negatieve bewaringspositie en ontzetting uit ambt
In deze zaak heeft het Bureau Financieel Toezicht (BFT) een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder vanwege een negatieve bewaringspositie. De kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam heeft op 13 juni 2017 de klacht gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder ontzet uit zijn ambt voor een periode van vijf jaar. De gerechtsdeurwaarder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij de vraag centraal stond welke maatregel passend zou zijn. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer, maar bepaalde dat de maatregel van ontzetting uit het ambt pas op 27 december 2017 om 0:00 uur in werking zou treden.
De procedure begon met een klacht van het BFT op 9 december 2016, waarna de gerechtsdeurwaarder op 13 december 2016 voor zes maanden werd geschorst. Het BFT had geconstateerd dat de gerechtsdeurwaarder geen jaarcijfers en kwartaalcijfers had ingediend en dat er een bewaringstekort bestond van meer dan € 100.000,-. Tijdens de behandeling van de zaak heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat hij verantwoordelijk was voor de financiële situatie van zijn kantoor, maar voerde aan dat hij te goed van vertrouwen was geweest in zijn samenwerking met zijn financieel directeur.
Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet had voldaan aan zijn verplichtingen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de standaardmaatregel van ontzetting af te wijken. De gerechtsdeurwaarder had bovendien niet tijdig melding gemaakt van het bewaringstekort, wat het hof zwaar aanrekende. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken op 19 december 2017.