ECLI:NL:GHAMS:2017:5219

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
23-003312-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot straatroof en bedreiging; veroordeling voor wapenbezit en diefstal van een bromfiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van poging tot straatroof en bedreiging, maar werd wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en diefstal van een snorfiets. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van de vrijspraak van de rechtbank verworpen, omdat er geen hoger beroep openstond tegen de vrijspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 november 2017 is het hof tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de poging tot straatroof en bedreiging had gepleegd. De verklaringen van de slachtoffers en de omstandigheden rondom de aanhouding van de verdachte gaven onvoldoende bewijs om tot een veroordeling te komen. Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte een vuurwapen voorhanden had en een snorfiets had gestolen. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 48 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003312-17
datum uitspraak: 14 december 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 31 augustus 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-760085-16 en 13-228463-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van feit 4 primair eerste alternatief/cumulatief
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 primair eerste alternatief/cumulatief is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 november 2016 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een tas (met inhoud), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, opzettelijk gewelddadig en/of dreigend en/of onverhoeds (met kracht) aan voornoemde tas (welke door voornoemde [slachtoffer 1] werd vastgehouden) heeft getrokken en/of gerukt en/of een of meermalen "give me your bag" en/of "geef je tas" heeft geroepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 23 november 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/ hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, opgeheven en/of op/in de richting van die [slachtoffer 1] gericht en/of een of meermalen de trekker van dit vuurwapen overgehaald en/of dreigend de woorden toegevoegd: "I will kill you",althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 23 november 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (een vuurwapen) van het merk Valtro, model 8000FS, kaliber 9mm PAK, voorhanden heeft gehad;
4.
primairhij op of omstreeks 04 juni 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer snorfiets(en) (type:Paggio C25 kenteken:[kenteken 1] en/of type:Piaggo N/A kenteken:[kenteken 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan N. Mourabit en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
subsidiairhij op of omstreeks 04 juni 2016 te Amsterdam, een goed te weten een of meer snorfiets(en) (type: Piaggo C25 kenteken: [kenteken 1] en/of type: Piaggo N/A kenteken: [kenteken 2]) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Het hof is - anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal maar met de raadsman- van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Op 23 november 2016 heeft in Amsterdam omstreeks 21.00-21.30 uur een poging tot staatroof plaatsgevonden waarbij de dader een Britse vrouw in een rolstoel, aangeefster [slachtoffer 1], heeft geprobeerd te beroven van haar tas. Deze dader is eerst weggerend maar korte tijd later zittend achterop een witte scooter teruggekomen. Toen heeft de dader de echtgenoot van de vrouw, aangever [slachtoffer 2], bedreigd met een vuurwapen.
Blijkens het zich in het dossier bevindende proces-verbaal met nummer PL1300-2016255505-35 heeft op 24 november 2016, met toestemming van de officier van justitie, een enkelvoudige fotoconfrontatie plaatsgevonden met de aangever [slachtoffer 2]. Hierbij is aan hem de politiefoto van de verdachte getoond.
[slachtoffer 1] heeft bij het zien van de foto verklaard “I think that’s him. Defintely! That’s the man who grabbed the bag and had the gun. Defintely! 100%!”.
De uitkomst van deze enkelvoudige fotoconfrontatie biedt een zekere redengevende aanwijzing dat de verdachte in de ogen van aangever [slachtoffer 2] lijkt op de dader die hij heeft gezien. Evenwel gaat het naar het oordeel van het hof bij dit soort enkelvoudige fotoconfrontaties niet om herkenningen met een zodanige mate van betrouwbaarheid dat daarnaast – met betrekking tot het daderschap – slechts weinig ander bewijsmateriaal nodig is. Het zwaartepunt van het bewijs dient te worden gezien in de overige uit het dossier blijkende aanwijzingen voor verdachtes daderschap.
In dat verband stelt het hof het volgende vast.
De verdachte is in de buurt van de plek waar deze misdrijven hebben plaatsgevonden, aangetroffen in gezelschap van een jongen met een witte scooter. Op het moment dat de politie hem is genaderd, is de verdachte weggerend en heeft hij een zwart vuurwapen weggegooid. Het vorenstaande, afgezet tegen de stellige ontkenning van de verdachte dat hij betrokken is geweest bij de tenlastegelegde bedreiging met geweld en de poging tot straatroof, brengt het hof tot het oordeel dat niet met een voor bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid is vast te stellen dat de verdachte degene is geweest die de ten laste gelegde poging tot straatroof en bedreiging heeft gepleegd. Het hof overweegt in dat verband dat tussen de delicten en de aanhouding van de verdachte geruime tijd, te weten zo’n twee uur, is verstreken. Daar komt bij dat de juistheid van de lezing van de verdachte, dat hij het vuurwapen vlak voor zijn aanhouding van een groepje jongens uit de buurt heeft gekregen, niet kan worden uitgesloten. Het feit dat de beide aangevers een signalement van de dader hebben opgegeven dat overeenkomt met de verdachte, doet evenmin af aan voornoemd oordeel, nu deze signalementen dermate algemeen voorkomend zijn dat aan het voldoen van de verdachte aan dit signalement nauwelijks waarde kan worden toegekend.
Op grond van het voorgaande zal het hof de verdachte vrijspreken van hetgeen hem onder 1 en 2 is ten laste gelegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 primair tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 23 november 2016 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool, een vuurwapen, van het merk Valtro, model 8000FS, kaliber 9mm PAK, voorhanden heeft gehad;
4.
primair tweede alternatief/cumulatiefhij op 4 juni 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een snorfiets, type: Piaggo N/A, kenteken: [kenteken 2], toebehorende aan [slachtoffer 3].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 3 en 4 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 4 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 3 en 4 primair tweede alternatief/cumulatief bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 228 dagen met aftrek waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), deelname aan behandeling van De Waag, Topzorg, of soortgelijke behandeling en zich gedurende de proeftijd gedragen naar de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 primair tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 48 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht en een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) voor de duur van 6 maanden subsidiair 6 maanden jeugddetentie, bestaande uit een behandeling bij de Waag, Topzorg, dan wel een andere behandeling, met de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het pistool heeft hij bovendien gedragen op de openbare weg. Vuurwapens leveren in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het onbevoegd bezit van een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik daarvan en brengt gevoelens van onveiligheid mee. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een snorfiets. Door zo te handelen heeft hij voor de eigenaar van die snorfiets overlast veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 november 2017 is hij eerder ter zake van een vermogensdelict onherroepelijk veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden zich opnieuw aan een dergelijk feit schuldig te maken.
Het hof heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte acht geslagen op de volgende rapportages:
- psychiatrisch rapport van [naam 1] (kinder- en jeugdpsychiater) van 18 december 2016;
- psychologisch rapport van [naam 2] (GZ-psycholoog) van 30 januari 2017;
- voorlichtingsrapportages van JBRA van 30 maart 2017 en 7 juli 2017;
- rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 18 juli 2017 en 16 augustus 2017.
Tevens heeft het hof acht geslagen op het actualisatierapport van de Raad van 27 november 2017. Hierin adviseert de Raad om in geval van bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten aan de verdachte op te leggen een GBM voor de duur van 6 maanden in de vorm van een behandeling bij de Waag, te weten: Topzorg, en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf.
[naam 3], gezinsmanager bij JBRA, heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de verdachte zijn afspraken niet nakomt. Hij voelt geen consequenties voor zijn daden en is aan het afglijden. Oplegging van een GBM voor de duur van 6 à 9 maanden met de behandeling Topzorg bij de Waag, is dan ook noodzakelijk.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [naam 4] namens de Raad naar voren gebracht dat er veel zorgen zijn omtrent de verdachte. Hij moet leren om de juiste keuzes te maken en daarom blijft de Raad vasthouden aan het eerder gegeven advies om in geval van bewezenverklaring aan de verdachte een GBM op te leggen. De verdachte moet ook direct de consequenties van zijn handelen ervaren, wellicht raakt hij dan gemotiveerd om mee te werken aan de behandeling.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij geen hulp nodig heeft. Hij heeft niet het gevoel dat hij iets aan een behandeling bij de Waag heeft. Daarnaast heeft hij het ook al ontzettend druk met school en stage.
Nu het hof, anders dan de rechtbank en anders dan door de advocaat-generaal gevorderd, niet tot een bewezenverklaring komt van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, ziet het hof onvoldoende reden aan de verdachte een behandelverplichting in de vorm van bijzondere voorwaarde dan wel een GBM op te leggen. Mede gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, volstaat ten aanzien van het wel bewezen verklaarde verboden wapenbezit en de diefstal een jeugddetentie gelijk aan het aantal dagen dat de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.100,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 600,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gedeeltelijke toewijzing van de immateriële schade gevorderd tot een bedrag van € 1.000,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en voor het overige de niet-ontvankelijkheid gevorderd.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.100,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 400,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.
De advocaat-generaal is wel uitgegaan van een voeging van de benadeelde partij in hoger beroep voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering en heeft ter terechtzitting in hoger beroep gedeeltelijke toewijzing van de immateriële schade gevorderd tot een bedrag van € 1.000,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en voor het overige de niet-ontvankelijkheid gevorderd.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g,77i, 77gg en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (13-228463-15)

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging zal worden afgewezen dan wel het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tenuitvoerlegging, nu is gebleken dat de vordering reeds volledig ten uitvoer is gelegd bij vonnis van 9 oktober 2017 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland in de zaak met parketnummer 15‑151600-17.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat bij beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 oktober 2017 de gehele tenuitvoerlegging is gelast van de in de zaak met parketnummer 15-151600-17 opgelegde voorwaardelijke straf, welke beslissing onherroepelijk is geworden op 24 oktober 2017. Daarom zal het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tenuitvoerlegging.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 primair eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 primair tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 en 4 primair tweede alternatief/cumulatief bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
48 (achtenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering tenuitvoerlegging
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 13-228463-15.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 december 2017.
Mr. Hes- Bakkeren is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]