ECLI:NL:GHAMS:2017:5168

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
23-001229-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis vernieling en huisvredebreuk met aanpassing bewijsvoering en strafoverwegingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 27 maart 2017 was gewezen. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor vernieling en huisvredebreuk. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met aanpassingen in de bewijsvoering en de overwegingen omtrent de straf. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 45 uren, subsidiair 22 dagen hechtenis, en dat een eerder voorwaardelijk opgelegde straf niet ten uitvoer zou worden gelegd.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 november 2017 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. De raadsman pleitte voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, met het argument dat de verdachte recent een vaste verblijfplaats heeft gevonden en begeleiding van de reclassering ontvangt. Het hof oordeelde echter dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte niet zodanig waren dat een voorwaardelijke straf in beeld kwam, gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte.

Het hof heeft de bewijsvoering aangepast door bepaalde verklaringen van de verdachte te verduidelijken en heeft geconcludeerd dat de opgelegde straf passend is, ondanks de persoonlijke situatie van de verdachte. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarbij de rechters A.E. Kleene-Krom, C.N. Dalebout en M.J.A. Duker aanwezig waren. Het arrest is openbaar uitgesproken op 12 december 2017.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001229-17
datum uitspraak: 12 december 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-163400-16 en 13-201595-16 en 13/674151-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 november 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 45 uren, subsidiair 22 dagen hechtenis en dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf zal worden afgewezen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de bewijsvoering aanpast en de overwegingen omtrent de straf aanvult zoals hierna te noemen.
Aanpassing bewijsmiddelen
Aan de als redengevende inhoud van het door de politierechter gebezigde en in het vonnis van 27 maart 2017 opgenomen bewijsmiddel 4 wordt ingevoegd na de zinsnede“(…) bezig met de flessen.”:
A: Ik heb wel getikt met mijn hand op het raam. Ik sprak met die meneer door het raam middels gebarentaal.
en uit het bewijsmiddel 4 worden geschrapt de woorden na “(…) u hierover zeggen? A:”:
“Nee. Dat heb ik niet gedaan.”
Omwille van de leesbaarheid wordt het bewijsmiddel 4. zoals dat komt te luiden hier weergegeven:
4. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2016170630-5 van 7 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 12-16).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als vraag dan wel
mededeling van verbalisant en als de op 7 augustus 2016 tegenover verbalisant afgelegde
verklaring van
de verdachte:
V: Kunt u zich herinneren dat u met die fles tegen de etalageruit heeft getikt?
A: Er is iets gebeurd, ik weet dat ik daar was.
V: De aangever zegt in zijn verklaring dat hij u even later weer met een fles in uw handen zag staan en zag dat u deze fles tegen de etalageruit gooide. De etalageruit is hierdoor beschadigd. Wat kunt u hierover zeggen?
A: Ik was wel bezig met de flessen.
A: Ik heb wel getikt met mijn hand op het raam. Ik sprak met die meneer door het raam
middels gebaren taal.

Overweging omtrent de straf

De raadsman heeft bepleit dat toepassing wordt gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht dan wel dat aan de verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf wordt opgelegd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte, na een lange tijd een dakloos bestaan te hebben geleid, thans een vaste verblijfplaats heeft gevonden in de vorm van het [naam] en begeleiding door de reclassering geniet.
Naar het oordeel van het hof zijn de wijzigingen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte niet van dien aard dat als gevolg hiervan een afdoeningsmodaliteit als artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht in beeld komt. Voorts oordeelt het hof dat, gelet op de ernst van met name het eerste feit en het aanzienlijke strafblad van de verdachte, niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf. Wel komt het hof tot een lagere straf dan gevorderd, gelet op de persoonlijke situatie van de verdachte zoals daarvan uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken. Het hof acht, alles afwegend, de straf die de politierechter heeft opgelegd passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. C.N. Dalebout en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
D.J. Herbrink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 december 2017.
Mr. A.E. Kleene-Krom en mr. C.N. Dalebout zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.