In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en de opgelegde boetes aan belanghebbende, die erfgenaam is van twee overledenen. De inspecteur van de Belastingdienst had navorderingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2007 en 2008, waarbij belanghebbende werd beschuldigd van het niet aangeven van buitenlandse bankrekeningen. De rechtbank had eerder de boetes vernietigd, maar de inspecteur ging in hoger beroep. Het Hof oordeelde dat de inspecteur erin geslaagd was te bewijzen dat belanghebbende al vanaf 2002 op de hoogte was van de bankrekeningen in Luxemburg. Het Hof concludeerde dat belanghebbende opzettelijk had geprobeerd minder belasting te betalen door deze tegoeden niet aan te geven. De opgelegde boetes werden als passend en geboden beschouwd, en de hoger beroepen van de inspecteur werden gegrond verklaard, terwijl de incidenteel hoger beroepen van belanghebbende ongegrond werden verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de beroepen van belanghebbende werden ongegrond verklaard.