In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een gefailleerde rechtspersoon, OI Brasil Holdings Coöperatief U.A., kan tussenkomen in een procedure die door de curator is ingesteld. De gefailleerde rechtspersoon was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin was geoordeeld dat zij niet zelfstandig kon optreden in de procedure. De rechtbank had geoordeeld dat de gefailleerde rechtspersoon enkel via de curator haar belangen kon behartigen, conform artikel 69 van de Faillissementswet. Het hof bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de gefailleerde rechtspersoon geen eigen belang had in de procedure, omdat de vorderingen die door de curator waren ingesteld, betrekking hadden op de failliete boedel. Het hof benadrukte dat de curator de exclusieve bevoegdheid heeft om de belangen van de boedel te behartigen en dat de gefailleerde rechtspersoon niet zelfstandig kan optreden in een procedure die de rechten of verplichtingen van de failliete boedel betreft. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en verwees de gefailleerde rechtspersoon in de kosten van het geding in hoger beroep.