ECLI:NL:GHAMS:2017:5042

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
23-000792-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak in strafzaak wegens mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van een slachtoffer op 2 december 2014 te Schagen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing kwam. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte dezelfde straf zou krijgen als eerder opgelegd, maar het hof oordeelde anders.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 21 november 2016 en 16 november 2017 is het hof tot de conclusie gekomen dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. Dit was onder andere te wijten aan het feit dat de aangever zonder tolk was gehoord, terwijl hij de Nederlandse taal niet goed machtig was. Bovendien waren er significante afwijkingen in de verklaringen van de getuigen ten opzichte van hun eerdere verklaringen bij de politie. Hierdoor kon het hof niet met voldoende zekerheid vaststellen wat er tijdens het incident precies was gebeurd.

De benadeelde partij had in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar het hof verklaarde deze niet-ontvankelijk, omdat de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken. Het hof bepaalde dat zowel de verdachte als de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen. De uitspraak van het hof is gedaan door de meervoudige strafkamer en is openbaar uitgesproken op de zitting van 30 november 2017.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000792-15
datum uitspraak: 30 november 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 februari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-269497-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 november 2016 en 16 november 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 december 2014 te Schagen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) en/of (met daarin) een (ketting)slot, althans enig hard voorwerp, tegen/op het hoofd, althans het (boven)lichaam te slaan en/of stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Het hof acht, evenals de raadsman, hetgeen de verdachte is ten laste gelegd niet bewezen, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof constateert dat de aangever bij het opnemen van diens aangifte door de politie zonder tolk is gehoord, terwijl hij de Nederlandse taal niet goed machtig is, hetgeen onder meer volgt uit de bijstand van een tolk in eerste aanleg. De aangever heeft tegenover de raadsheer-commissaris een verklaring afgelegd die op wezenlijke punten afwijkt van zijn aangifte, waarop de tenlastelegging is gebaseerd. Ook de andere getuigen hebben bij de raadsheer-commissaris opvallend afwijkend verklaard ten opzichte van hun eerder bij de politie afgelegde verklaringen. Derhalve kan met onvoldoende zekerheid worden vastgesteld wat zich tijdens het incident precies heeft afgespeeld, ook als in aanmerking wordt genomen dat de verklaringen bij de raadsheer-commissaris een aanzienlijke tijd na het incident zijn afgelegd. Onder deze omstandigheden kan de ten laste gelegde mishandeling niet wettig en overtuigend worden bewezen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 200,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat het hof in hoger beroep heeft te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Nu de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
L. Bähr, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 november 2017.