In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het niet meewerken aan een ademonderzoek, wat in strijd is met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. De tenlastelegging betrof een incident op 10 november 2016, waarbij de verdachte als bestuurder van een personenauto werd verdacht van het niet voldoen aan de verplichting om ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat de verdachte op voldoende wijze heeft geweigerd mee te werken aan het ademonderzoek. Het hof heeft vastgesteld dat er geen medische redenen waren die de weigering konden rechtvaardigen. De verdachte is schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straffen bevestigd, maar de duur van de taakstraf aangepast naar 40 uren en 20 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straffen.