ECLI:NL:GHAMS:2017:5040

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
23-000379-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 januari 2017 was gewezen. De verdachte was aangeklaagd voor het besturen van een motorrijtuig zonder geldig rijbewijs en voor het rijden onder invloed van alcohol. De tenlastelegging omvatte twee punten: ten eerste, het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op 31 augustus 2016 in Amsterdam, en ten tweede, het rijden met een alcoholgehalte van 480 microgram per liter uitgeademde lucht, wat boven de wettelijke limiet ligt.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 november 2017 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Het hof verwierp dit verweer, omdat de verdachte redelijkerwijs had moeten weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, gezien eerdere veroordelingen en de datum van ongeldigverklaring in 2004.

Het hof oordeelde dat de verdachte schuldig was aan beide tenlastegelegde feiten en vernietigde het vonnis van de politierechter. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, een geldboete van € 650,00, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, wat leidde tot de beslissing om de straffen niet te matigen, ondanks het verzoek van de raadsman.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000379-17
datum uitspraak: 30 november 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 96-178851-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 november 2017.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 31 augustus 2016 te Amsterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten Categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Wibautstraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2:
hij op of omstreeks 31 augustus 2016 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 480 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bespreking van een ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde gevoerd verweer
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat niet uit de stukken in het dossier blijkt dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
In het dossier bevindt zich geen stuk waaruit blijkt dat het besluit tot ongeldigverklaring de verdachte persoonlijk ter hand is gesteld.
Niettemin had de verdachte minst genomen redelijkerwijs moeten weten dat zijn rijbewijs ten tijde van het feit op 31 augustus 2016 ongeldig was verklaard. Dit blijkt uit het volgende.
Op 13 februari 2004 is het rijbewijs van de verdachte ongeldig verklaard. De “feitelijke inleverdatum ongeldigverklaring” was 30 maart 2009. De verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 november 2017, voorafgaand aan het ten laste gelegde diverse malen op grond van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 al dan niet na het instellen van hoger beroep, onherroepelijk veroordeeld.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 31 augustus 2016 te Amsterdam, terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Wibautstraat, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto) van die categorie heeft bestuurd;
2:
hij op 31 augustus 2016 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto) dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 480 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken en een geldboete ter hoogte van € 650,00, subsidiair 13 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid ter zake van de feiten 1 en 2 voor de duur van 6 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, aangezien de ongeldigverklaring dateert uit 2004, hetgeen in matigende zin dient mee te wegen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft tijdens een periode waarin – naar hij redelijkerwijs moest weten – zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, met een auto op de weg gereden, zulks nadat hij te veel alcoholhoudende drank had genuttigd. Door zo te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten aan een beslissing van het bevoegde gezag dat mede met het oog op de verkeersveiligheid is genomen.
Verdachte heeft voorts de verkeersveiligheid in gevaar gebracht door te gaan rijden met een grotere hoeveelheid alcohol in zijn bloed/adem dan wettelijk is toegestaan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 november 2017 is hij bovendien reeds eerder ter zake van soortgelijke overtredingen van de Wegenverkeerswet onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in hoge mate in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf, een ontzegging van de rijbevoegdheid en een geldboete van na te melden duur respectievelijk hoogte passend en geboden. Gelet op de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte kan niet worden volstaan met een lagere straf. In het voorgaande ligt besloten dat het hof in hetgeen de raadsman ten aanzien van de strafmaat heeft aangevoerd geen aanleiding ziet om die straf te matigen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 650,00 (zeshonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
13 (dertien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. F.M.D. Aardema en mr. H.M.J. Quaedvlieg, en in tegenwoordigheid van L. Bähr, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 november 2017.