Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellante sub 1] ,
[appellant sub 2]en
[appellante sub 3],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grieven IV en VIII, die op deze vordering betrekking hebben, en
grief Ivoor zover die op deze vordering betrekking heeft, behoeven derhalve geen beoordeling.
grief Ibestrijden [appellanten] verder nog het oordeel van de voorzieningenrechter dat [geïntimeerde] een voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering tot ontruiming. Deze grief faalt. Inmiddels staat vast dat [appellanten] in de loop van de tijd een betalingsachterstand hebben laten ontstaan van meer dan € 173.000,=. [geïntimeerde] heeft er een spoedeisend belang bij dat een partij met een dergelijke enorme betalingsachterstand op korte termijn het gebruik van zijn pand wordt ontzegd. Hieraan doet niet af dat achteraf kan worden vastgesteld dat het pand al weer geruime tijd leeg staat, doordat het [geïntimeerde] na de ontruiming niet is gelukt het pand voor langere tijd te verhuren dan wel te verkopen.
grieven II en IIIrichten zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat het hoogst aannemelijk is dat de bodemrechter de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming zal uitspreken. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
grief V, waarin zij aanvoeren dat de ontruimingstermijn te kort en de opgelegde dwangsom te hoog is.
grief VIvoeren [appellanten] aan dat onduidelijk is welke kleur [geïntimeerde] op het oog heeft. Als [geïntimeerde] bedoelde de kleur die het pand voor de laatste schilderbeurt had, klopt de tekst van de vordering niet en had [geïntimeerde] eveneens moeten vermelden welke kleur dat was. Voor [appellanten] is volkomen onduidelijk wat er van hen wordt verwacht en dat terwijl op de overtreding een dwangsom van € 500,= per dag is gesteld. Een vordering dient zo nauwkeurig mogelijk te worden geformuleerd om executiegeschillen te voorkomen, aldus [appellanten] Voorts voeren zij aan dat de voorzieningenrechter buiten de omvang van het geschil is getreden door zonder enige contractuele of wettelijke grondslag [appellanten] te verplichten de buitenkant van het pand in de oorspronkelijke kleur te schilderen.
grief VIIgericht. [appellanten] betogen dat ook deze verplichting veel te onduidelijk is geformuleerd, zeker gezien het feit dat [het restaurant] sedert 7 januari 2017 niet meer bestaat, dat voor overdracht van contracten de medewerking van de wederpartij nodig is en dat [geïntimeerde] reeds lange tijd beschikt over alle inloggegevens van de kassa en weigert te specificeren wat hem nog ontbreekt.