ECLI:NL:GHAMS:2017:5018

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2017
Publicatiedatum
1 december 2017
Zaaknummer
23-003767-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijk binnendringen van een woning met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd gekregen voor het wederrechtelijk binnendringen van de woning van de aangever. De verdachte heeft in de nacht van 16 januari 2015, met een vooropgezet plan, de woning van de aangever binnengedrongen. Dit gebeurde in het kader van een confrontatie waarbij de verdachte en zijn mededader de aangever bedreigden met een (alarm)pistool en een (ijzeren) kruk. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de woning zonder toestemming is binnengekomen en dat hij daarbij de aangever heeft bedreigd, wat heeft geleid tot een inbreuk op het veiligheidsgevoel van de aangever in zijn eigen huis. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf, maar het hof heeft de straf verlaagd naar drie maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 4.860,00 had ingediend, is in hoger beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003767-16
Datum uitspraak: 10 november 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-684033-15 tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres 1]
postadres: [postadres].
De verdachte is ook bekend als:
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 primair en subsidiair en 3 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 16 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met zijn mededader, althans alleen naar voornoemde [slachtoffer] is toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- eenmaal of meermalen met een (alarm)pistool in de richting van en/of op/tegen het hoofd en/of gezicht van voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) met een (alarm)pistool op/tegen het hoofd/gezicht van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen;
- eenmaal of meermalen met een (ijzeren) (bar)kruk, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp op/tegen de rug, in elk geval op het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben geslagen;
en/of
hij op of omstreeks 16 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend een (alarm)pistool aan voornoemde [slachtoffer] getoond en/of op voornoemde [slachtoffer] gericht en/of gericht gehouden en/of met een (alarm)pistool in de richting van voornoemde [slachtoffer] geschoten;
subsidiair:
hij op of omstreeks 16 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- eenmaal of meermalen met een (alarm)pistool in de richting van en/of op/tegen het hoofd en/of het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te schieten en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) met een (alarm) pistool op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of - eenmaal of meermalen met een (ijzeren) (bar)kruk op/tegen de rug, in elk geval het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te slaan;
en/of
hij op of omstreeks 16 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend een (alarm)pistool aan voornoemde [slachtoffer] getoond en/of op voornoemde [slachtoffer] gericht en/of gericht gehouden en/of met een (alarm)pistool in de richting van voornoemde [slachtoffer] geschoten;
4:
hij op of omstreeks 16 januari 2015 tussen omstreeks 03:28 uur en 03:53 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amsterdam, in elk geval in Nederland in een woning gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen, waarbij hij, verdachte bedreigingen heeft geuit en/of zich heeft bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, een (alarm)pistool aan voornoemde [slachtoffer] getoond en/of voorgehouden en/of op voornoemde [slachtoffer] gericht en/of gericht gehouden en/of met voornoemd (alarm)pistool in de richting van voornoemde [slachtoffer] geschoten en/of eenmaal of meermalen (met kracht) met een (alarm)pistool op/tegen het hoofd/gezicht van voornoemde [slachtoffer] geslagen en/of eenmaal of meermalen met een (ijzeren) (bar)kruk, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp op/tegen de rug, in elk geval op het lichaam van voornoemde [slachtoffer] geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 1

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen al hetgeen de verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging feit 4

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat niet uitgegaan kan worden van de juistheid van de belastende verklaringen, nu deze verklaringen – zowel innerlijk als onderling – tegenstrijdigheden, onduidelijkheden en onjuistheden bevatten.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
De aangever heeft verklaard dat de medeverdachte [medeverdachte] en getuige [getuige] (
hierna: [getuige]) op 16 januari 2015 in zijn woning aanwezig waren. Nadat [getuige] was vertrokken, heeft [medeverdachte] de aangever gevraagd of zij zijn telefoon mocht gebruiken. De aangever heeft zijn telefoon aan haar gegeven en hij hoorde haar bellen. Nadat [medeverdachte] de telefoon aan hem had teruggegeven, is de aangever op bed gaan liggen. Toen hoorde hij de voordeur opengaan. Hij zag dat een voor hem onbekende man – zonder toestemming – in zijn woning aanwezig was. Vervolgens is een confrontatie ontstaan tussen hem en de onbekende man.
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij en de verdachte op 16 januari 2015 naar de woning van de aangever zijn gegaan; het plan was om de aangever bang te maken. [medeverdachte] is de woning ingegaan, terwijl de verdachte buiten bleef wachten. In de woning was, naast de aangever en [medeverdachte], [getuige] (
het hof begrijpt: [getuige]) aanwezig. Nadat deze de woning had verlaten, heeft [medeverdachte] met de telefoon van de aangever de verdachte (die toen beschikte over de rood met zwarte Nokia van [medeverdachte]) gebeld en aan hem een sms in de Engelse taal gestuurd, inhoudende dat hij zich klaar moest maken en dat de andere jongen was weggegaan. [medeverdachte] heeft vervolgens de deur van de woning voor de verdachte geopend, waarna de verdachte de woning is binnengegaan. In de woning is vervolgens een confrontatie ontstaan tussen de verdachte en de aangever.
Uit het voorgaande volgt dat de aangifte en de verklaring van [medeverdachte] op elkaar aansluiten. Deze verklaring vindt bovendien steun in het volgende. In de bosschages waar de verdachte en [medeverdachte] kort na het voorval zijn aangetroffen, is een zwart/rode Nokia gevonden die aan [medeverdachte] kan worden gekoppeld. Op deze telefoon is op 16 januari 2015 om 03:15:37 uur een bericht ontvangen, inhoudende “Get ready the other guy left”. Dit bericht is verstuurd vanaf het telefoonnummer van de aangever.
Het hof acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wederrechtelijk de woning van de aangever is binnengedrongen. In zoverre heeft het hof geen redenen om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de bovengenoemde verklaringen te twijfelen. Het hof acht echter niet bewezen dat de verdachte zich hierbij heeft bediend van middelen om de aangever vrees aan te jagen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 januari 2015 tussen omstreeks 03:28 uur en 03:53 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amsterdam in een woning gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer], wederrechtelijk is binnengedrongen.
Hetgeen onder 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte is in de nachtelijke uren wederrechtelijk de woning van de aangever binnengedrongen in het kader van een vooropgezet plan om hem een lesje te leren. In de woning heeft de verdachte tegen de aangever geschreeuwd, waarna een confrontatie is ontstaan. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het veiligheidsgevoel van de aangever in diens woning, terwijl dit juist een plek zou moeten zijn waar deze zich veilig moet kunnen voelen.
Op grond van de ernst van dit feit is een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof geen aanleiding een andersoortige of lagere straf op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 4.860,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat het hof in hoger beroep heeft te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadvrouw heeft verzocht de benadeelde partij in de vordering – gelet op de bepleite vrijspraak – niet-ontvankelijk te verklaren.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 500,00.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 63 en 138 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 primair en subsidiair en 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan [medeverdachte], van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Sjaal AJAX (4907841)
- 1.00 STK Schoenen Kl: zwart enkellaars (4907844)
- 2.00 STK Handschoen Kl: zwart (4907836)
- 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon LYCAMOBILE (4907846)
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1.00 STK Pet Kl: zwart (4907850).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1.00 STK Vest Kl: zwart met rits (4907832)
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) aan immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) aan immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. C.M. Degenaar en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 november 2017.
mr. C.M. Degenaar en mr. B.A.A. Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.