ECLI:NL:GHAMS:2017:5017

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2017
Publicatiedatum
1 december 2017
Zaaknummer
23-000449-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake het voorhanden hebben van hennepplanten en een stroomstootwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep de vrijspraken aangevochten. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De zaak betreft de tenlastelegging dat de verdachte opzettelijk hennepplanten heeft geteeld en voorhanden heeft gehad, alsook een stroomstootwapen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 mei 2015 in Amsterdam in een pand een hoeveelheid van 413 hennepplanten aanwezig had en een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp. De verdachte heeft ontkend kennis te hebben van de hennepkwekerij, maar het hof heeft deze verklaring als ongeloofwaardig terzijde geschoven.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en heeft de eerdere vrijspraak van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de impact op de volksgezondheid en de veiligheid van personen. De toepasselijke wettelijke voorschriften zijn de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000449-17
Datum uitspraak: 10 november 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-118708-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres 1].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 2, 3 en 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1:
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2015 tot en met 19 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 413, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5:
zij op of omstreeks 19 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, te weten een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp van het merk “Poison” type Ft-1298, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II onder 5º, als bepaald in de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.

Bewijsoverweging feit 1

De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat de verdachte niet wist, en ook niet behoorde te weten, dat zich in de woning hennepplanten bevonden.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
Naar aanleiding van informatie dat zich mogelijk een hennepkwekerij bevond in de woning aan de [adres 2] te Amsterdam, hebben verbalisanten op 19 mei 2015, na een onderzoek met een warmtebeeldcamera, bij de woning aangebeld. De deur werd geopend door de verdachte, die de verbalisanten binnenliet. De verdachte verklaarde daar woonachtig te zijn. De verbalisanten hebben, onder andere, het volgende in/aan de woning geconstateerd:
  • alle ramen aan de voorzijde van de woning waren bedekt, ook op de eerste etage, waardoor het niet mogelijk was naar binnen te kijken;
  • in de openstaande meterkast hingen allerlei draden los en waren er draden omgeleid;
  • na de voordeur bevond zich een trap naar de eerste etage. Bovenaan de trap was een deur met een slot. Achter deze deur bleek hennep geteeld te worden, in totaal 413 planten;
  • een van de sleutels aan de sleutelbos van de verdachte paste op het slot van deze deur.
Uit het voorgaande volgt dat het niet anders kan dan dat de verdachte wist van de aanwezigheid van de hennepplanten en dat zij daarover ook beschikkingsmacht had. Dat geldt temeer gelet op het volgende. De verdachte heeft verklaard dat zij sinds twee maanden in de woning verbleef, dat bedoelde deur een maand vóór 19 mei 2015 (dus ruim na het begin van haar verblijf in de woning) was geplaatst en dat zij van haar ex-vriend daarna niet meer op de eerste verdieping mocht komen. Hiermee verhoudt zich niet de omstandigheid dat zij over de sleutel van die deur beschikte; deze zou zij dan immers na de plaatsing van de deur moeten hebben gekregen van de zijde van degene of degenen die niet wilde(n) dat zij op de door die deur afgesloten verdieping kwam.
Het hof schuift de verklaring van de verdachte dat zij niets wist van de hennepkwekerij dan ook als ongeloofwaardig ter zijde en acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
zij op 19 mei 2015 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres 2] een hoeveelheid van 413 hennepplanten.
5:
zij op 19 mei 2015 te Amsterdam een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp van het merk ‘Poison’, type Ft-1298, zijnde een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II onder 5º, als bepaald in de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft, subsidiair, verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. Hennep is een verdovend middel waarvan het gebruik schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp. Het voorhanden hebben van een dergelijk voorwerp vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen.
Mede vanwege de ernst van de feiten ziet het hof geen aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof acht, alles afwegende, met de advocaat-generaal een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.A.A. Postma, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. C.M. Degenaar in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 november 2017.
mr. B.A.A. Postma en mr. C.M. Degenaar zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.