Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vrouwis het volgende gebleken.
de manis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie en het inkomensverlies van de man. De vrouw is op 24 november 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de man werd vrijgesteld van het betalen van kinderbijdrage met ingang van 1 januari 2013. De man had verzocht om nihilstelling van de kinderbijdrage, omdat hij zijn baan had verloren door het faillissement van zijn werkgever. De vrouw betwistte dat er afspraken waren gemaakt over de stopzetting van de alimentatie. Het hof heeft vastgesteld dat er sinds de beschikking van het hof Leeuwarden van 22 april 2010 sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden. Het hof oordeelde dat het inkomensverlies van de man niet verwijtbaar is en dat hij niet in staat is om meer inkomen te genereren. De behoefte van de minderjarige is vastgesteld op € 496,- per maand, maar gezien de financiële situatie van beide partijen, is de man in staat om een bijdrage van € 46,- per maand te betalen. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de alimentatie is vastgesteld op € 46,- per maand met ingang van 24 juni 2015.