ECLI:NL:GHAMS:2017:4945
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake overtreding van de Flora- en faunawet met betrekking tot de invoer van Dendrobium nobile keelpastilles
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, die zonder bekende woon- of verblijfplaats is, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 14 juni 2016, waarin zij werd beschuldigd van het overtreden van artikel 13 van de Flora- en faunawet door het invoeren van keelpastilles die het ingrediënt Dendrobium nobile bevatten. Tijdens de zitting op 14 november 2017 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, maar heeft de verweren die ter terechtzitting in hoger beroep zijn gevoerd, besproken.
De raadsman heeft verzocht om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen omdat de raadsman niet heeft geconcretiseerd welke vragen hij wilde stellen en waarom deze van belang waren. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de verdachte vrijgesproken moest worden omdat er geen feitelijk en technisch onderzoek was verricht naar de keelpastilles. Het hof heeft echter geoordeeld dat de etiketten op de doosjes voldoende bewijs vormden voor de aanwezigheid van Dendrobium nobile.
Verder heeft de raadsman betoogd dat er geen sprake was van opzet, omdat de keelpastilles vrij verkrijgbaar zijn in China. Het hof heeft dit verweer verworpen, aangezien in het economisch strafrecht alleen opzet ten aanzien van de gedraging vereist is. Ook het verweer dat de keelpastilles onder een vrijstelling vallen, werd verworpen, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat er sprake was van kunstmatig gekweekte specimens. Tot slot heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet kan worden ontslagen van alle rechtsvervolging op basis van afwezigheid van alle schuld, omdat zij onvoldoende zorg heeft betracht met betrekking tot de invoer van de keelpastilles. De beslissing is gegrond op artikel 13 van de Flora- en faunawet en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.