In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal van cosmeticaproducten uit een Deen supermarkt in Amsterdam op 24 januari 2017. De politierechter had de verdachte een geldboete van € 200,- opgelegd, subsidiair 4 dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte vrijgesproken moet worden, omdat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening zou ontbreken. Het hof heeft echter vastgesteld dat de gedragingen van de verdachte, zoals het wegstoppen van goederen in zijn tas en het weggooien van de cosmetica in een prullenbak, duiden op de intentie om de goederen wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft het verweer van de verdediging verworpen en het vonnis van de politierechter vernietigd. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 200,- en 4 dagen hechtenis, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij in het verleden niet in contact is gekomen met justitie. Het hof heeft de op te leggen straf gematigd, maar wel een voorwaardelijke straf opgelegd om herhaling te voorkomen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.