In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 november 2017 een tussenbeschikking gegeven in hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige dochter. De vader, verzoeker in principaal hoger beroep, heeft in februari 2017 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 november 2016, waarin de omgangsregeling was gewijzigd. De moeder en de stiefvader hebben in maart 2017 een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. De vader verzocht om een uitbreiding van de omgangsregeling, terwijl de moeder en de stiefvader verzochten om de vader niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek en de omgangsregeling te schorsen.
Het hof heeft vastgesteld dat er sinds maart 2017 geen omgang meer heeft plaatsgevonden tussen de vader en de dochter. De dochter heeft in een brief aangegeven dat zij zelf de opbouw en frequentie van de omgang wil bepalen. Het hof heeft besloten dat de belangen van de dochter beter gediend zijn met de benoeming van een bijzondere curator, die de belangen van de minderjarige zal behartigen en onderzoek zal doen naar haar wensen met betrekking tot de omgang met de vader. De bijzondere curator, mevrouw drs. S. Kanselaar, is benoemd en zal rapporteren aan het hof. Het hof heeft tevens bepaald dat er tot de eindbeslissing in hoger beroep geen omgang zal plaatsvinden, met uitzondering van contact via WhatsApp of telefonisch, indien de dochter dat wenst.
De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de zaak is aangehouden tot een pro forma zitting op 11 februari 2018, waarbij de betrokken partijen opnieuw zullen worden opgeroepen.